Tekort aan porti niet-verschoonbaar
Tekort aan porti niet-verschoonbaar
Een echtpaar gaat in beroep tegen een rechtbankuitspraak. De uitspraak betrof de aan hen opgelegde aanslagen IB 1991 en 1992. Op vrijdag 30 januari 2015 doet de man in één enveloppe vier pro forma hoger beroepschriften naar Hof Den Haag op de post. PostNL heeft de envelop aan de man geretourneerd: niet alleen was een onjuist postbusnummer (dat van de Raad van State) vermeld, ook was de envelop onvoldoende gefrankeerd. Op 9 februari stuurt de man nogmaals de vier pro forma hoger beroepschriften aan het hof, nu met een correcte adressering en met een portokaart bijgevoegd. Deze stukken zijn op 16 februari 2015 door het hof ontvangen.
Voor Hof Den Haag is de vraag aan de orde of er sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding nu de beroepschriften in eerste instantie binnen de termijn zijn verstuurd. Het hof stelt dat bij verzending per post de indiener van een beroepschrift verantwoordelijk is voor de verzending. Hieronder valt ook het zorgdragen voor voldoende frankering en een correcte adressering. Vaststaat dat op de envelop een onjuist postbusnummer is vermeld.
De man stelt dat de envelop en de vier beroepschriften tezamen 20 gram wegen, maar dit redt hem niet. De postkamer van het hof wordt er bij gehaald en na weging blijkt het poststuk tot echt zwaarder (26 gram) te zijn. De envelop is dus onvoldoende gefrankeerd. Op maandag 2 februari 2015 heeft PostNL het poststuk naar het echtpaar geretourneerd, en het daar 5 of 6 februari 2015 is aangekomen. Het is niet aannemelijk dat de envelop bij de Raad van State is bezorgd; een stempel van de Raad van State op de envelop ontbreekt. Kortom, de beroepschriften zijn niet tijdig ingediend. De man probeert het nog bij de Hoge Raad, maar die verklaart de aangevoerde klachten niet-ontvankelijk.
Bron: HR 10-03-2017