Samenwerkingsverband niet ongebruikelijk
Samenwerkingsverband niet ongebruikelijk
Een vrouw is in 1993 met haar echtgenoot een vennootschap onder firma aangegaan met als doel de exploitatie van een rietdekkersbedrijf. Ook in 2011 exploiteerden zij samen deze onderneming. De echtgenoot voert de rietdekkerswerkzaamheden uit. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van ingehuurde krachten. De vrouw beschikt over het diploma ‘handelskennis voor het rietdekkersbedrijf’ en verricht andere werkzaamheden in de onderneming. De winstverdeling is 50:50. In 2008 is de echtgenoot langdurig ziek geweest. De vrouw heeft in die periode de onderneming voortgezet. De vrouw heeft in haar aangifte IB 2011 de zelfstandigenaftrek in mindering gebracht op haar winst uit onderneming. De inspecteur heeft dit echter gecorrigeerd op grond van een ongebruikelijk samenwerkingsverband.
Voor het hof voert de vrouw aan dat zij de bedrijfsvoering voor haar rekening neemt. Zij onderhoudt de contacten met (toekomstige) klanten en de leveranciers, zij doet de planning en stuurt de ingehuurde arbeidskrachten aan. Zij stelt zelfstandig de offertes op en verzorgt de inkoop van het riet. Het hof acht dit van belang en stelt daarnaast vast dat de vrouw en de echtgenoot samen investeringsbeslissingen nemen. Het belang van de werkzaamheden van de vrouw blijkt volgens het hof onder meer uit de omstandigheid dat zij in 2008 tijdens ziekte van haar echtgenoot de onderneming draaiende heeft gehouden. Het hof acht hiermee voldoende aannemelijk dat in rietdekkersbedrijven als de onderhavige een samenwerkingsverband met een vergelijkbare winstverdeling en een vergelijkbare verdeling van de werkzaamheden ook tussen niet-verbonden personen voorkomt en dat een samenwerkingsverband als tussen belanghebbende en haar echtgenoot tussen niet-verbonden personen niet ongebruikelijk is.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 28-06-2017