Aanslag schenkbelasting na 18 jaar
Aanslag schenkbelasting na 18 jaar
Een moeder heeft in januari 1997 aan ieder van haar drie dochters een bedrag van f 465.200 (€ 211.099) vrij van recht geschonken waarvan aangifte is gedaan. Daarnaast heeft moeder een bedrag van f 925.000 (€ 419.747) geschonken vanaf een Zwitserse bankrekening. Hiervoor is geen aangifte recht van schenking gedaan. Doordat één van de zusters in 2014 gebruik heeft gemaakt van de inkeerregeling, heeft de inspecteur aan één van de andere zusters met dagtekening 22 december 2015 een navorderingsaanslag recht van schenking opgelegd. Nadat sprongcassatie is ingesteld moet de Hoge Raad beoordelen of de navorderingsaanslag terecht is opgelegd. De verlengde navorderingstermijn van twaalf jaren (art. 16 lid 4 AWR) geldt voor gevallen waarin te weinig belasting is geheven over een bestanddeel van enige belasting dat in het buitenland wordt gehouden of is opgekomen. Deze navorderingstermijn vangt aan op het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan. Volgens de Hoge Raad bepaalt de bijzondere navorderingsregeling (art. 66 lid 1 aanhef en ten tweede SW), voor gevallen waarin geen aangifte voor de schenkbelasting is gedaan, dat de verlengde navorderingstermijn begint na de dag van de inschrijving van de akte van overlijden van de schenker of van de begiftigde in de registers van de burgerlijke stand. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever met de bijzondere navorderingsregeling zeker heeft willen stellen dat de verlengde navorderingstermijn alleen ingaat op een later tijdstip dan het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan, indien er van de schenking geen dan wel niet tijdig aangifte is gedaan.
Nu van de schenking van het Zwitserse vermogen geen aangifte is gedaan, zoals aangegeven in de bijzondere navorderingsregeling, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de navorderingsaanslag op tijd is opgelegd. Op grond van de bijzondere navorderingsregeling is de navorderingstermijn van twaalf jaren voor de schenking van het Zwitserse vermogen aangevangen op de dag na inschrijving van de akte van overlijden van de moeder, namelijk 1 januari 2004.
Bron: HR 10-11-2017