Naheffingsaanslagen en boeten geen reden voor anoniem horen
Naheffingsaanslagen en boeten geen reden voor anoniem horen
Een belastingplichtige heeft de rechters van Hof Den Haag verzocht om een aantal getuigen anoniem te horen. Zij is bang dat de inspecteur anders naheffingsaanslagen en boeten aan de getuigen gaat opleggen. Volgens de Hoge Raad moeten op basis van art. 8:60 lid 3 Awb bij de uitnodiging voor de zitting de namen van de op die zitting te horen getuigen zoveel mogelijk worden meegedeeld. De rechter moet bij het begin van het verhoor de getuige naar zijn naam vragen en beide partijen moeten de gelegenheid krijgen aanwezig te zijn bij het getuigenverhoor. Zoveel mogelijk in art. 8:60 Awb wil niet zeggen dat de naam van de getuige aan één partij niet kan worden medegedeeld als de rechter die naam wel kent.
Volgens de Hoge Raad moet het aan de wetgever worden overgelaten om regels te geven voor het horen van anonieme getuigen. De Hoge Raad verwijst naar de regeling die in het Wetboek van Strafvordering (art. 226a e.v.) is uitgewerkt. Binnen de in Nederland geldende regels zou de mogelijkheid om getuigen anoniem te horen sterk zijn begrensd. Het horen van een anonieme getuigen leidt voor een partij die de identiteit van de getuige niet kent tot een aanzienlijke beperking van de mogelijkheden om de geloofwaardigheid van die getuige ter discussie te stellen. Behoorlijk procesrecht brengt mee dat een zodanige beperking alleen toelaatbaar is als zij strikt noodzakelijk is. Volgens de regeling in het strafrecht is het horen van anonieme getuigen alleen mogelijk als, vanwege de verklaring van de getuige, voor het leven, de gezondheid of de veiligheid dan wel de ontwrichting van het gezinsleven of het sociaal-economische bestaan van die getuige of een andere persoon moet worden gevreesd. Het geconfronteerd kunnen worden met naheffingsaanslagen en vergrijpboeten is dan ook onvoldoende om getuigen anoniem te horen.
Bron: HR 24-11-2017