Bijtelling privégebruik auto is geen verboden importbelemmering
Een werknemer heeft in een beroepsprocedure voor Hof Den Bosch gesteld dat de bijtelling vanwege het privégebruik van de auto een verboden belemmering van de import van auto’s vormt. Maar het hof gaat hierin niet mee.
Een man krijgt van zijn werkgever eerst een Volkswagen Golf ter beschikking en na zeven tijdvakken een Volkswagen Tiguan. De Volkswagen Tiguan is een gebruikte auto die vanuit Duitsland is geïmporteerd. De werkgever past op het loon van de werknemer een bijtelling toe, omdat de werknemer de auto privé mag gebruiken. De werknemer stelt dat de toepassing van de bijtelling achterwege moet blijven. Zijn motivering is dat de bijtelling in strijd is met het Europees recht. De man stelt dat werknemers vaak zullen kiezen voor een nieuwe auto, omdat de fiscale bijtelling geen onderscheid maakt tussen nieuwe en gebruikte auto’s. Dit komt doordat de belasting op een gebruikte auto niet lager is dan de belasting op een nieuwe auto, aldus de man. Dit alles zou de import van gebruikte auto’s belemmeren. Het hof merkt om te beginnen op dat de bijtelling in beginsel afhankelijk is van de cataloguswaarde van de auto. Dit geldt zowel voor nieuwe als gebruikte auto’s, er is geen sprake van een verboden onderscheid. Vervolgens gaat het hof in of sprake is van verboden zijdelings fiscaal protectionisme. Vanwege de invoer van een gebruikte auto is BPM verschuldigd, maar deze is niet hoger dan voor een Nederlandse auto. Bovendien kan de bijtelling alleen aan de orde zijn als de werkgever de auto ter beschikking stelt aan een werknemer. Op het moment van invoer zal nog niet bekend zijn of de werkgever de auto ter beschikking zal stellen aan een werknemer. Laat staan dat dan al vaststaat dat de werknemer meer dan 500 privékilometers zal afleggen met die auto. Het hof oordeelt daarom dat geen sprake is van zijdelings fiscaal protectionisme. Ten slotte meent het hof dat de werknemer de schending van het Unierecht ten onrechte benadert vanuit zijn oogpunt. Het is namelijk de werkgever die de auto aanschaft en daarbij niet alleen denkt aan de belangen van de werknemer. Het hof verklaart het hoger beroep van de werknemer ongegrond.
Bron: Hof Den Bosch, 20-12-2018 (gepubliceerd 13-03-2019)