Studie en zoeken naar baan onvoldoende voor duurzame band
Een verblijfsvergunning voor het volgen van een studie en voor het zoeken van een baan zijn onvoldoende om van een duurzame band met Nederland te kunnen spreken. Op het moment van het aangaan van de arbeidsovereenkomst is er geen sprake van een duurzame band van persoonlijke aard tussen de studente en Nederland. De 30%-regeling moet dan ook worden toegepast.
Een Jordaanse studente is op 18 april 2014 naar Nederland gekomen om een studie te volgen. Hiervoor heeft zij een verblijfsvergunning gekregen, die op 30 september 2015 afliep. Na afronding van haar studie heeft zij een verblijfsvergunning gekregen van 1 oktober 2015 tot 18 september 2016 in verband met de regeling zoekjaar afgestudeerden om in Nederland een baan te vinden. Op 26 april 2016 is zij voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij een werkgever. Hiervoor heeft zij een verblijfsvergunning als kennismigrant gekregen, geldig tot 21 mei 2021. De studente staat sinds 2014 ingeschreven in de Nederlandse gemeentelijke basisadministratie. Zij heeft een Nederlandse ziektekostenverzekering en bankrekening. Zij heeft geen familie in Nederland en geen geregistreerd partner. In Jordanië heeft zij een woonruimte bij haar ouders met eigen opgang en een bankrekening.
Voor Hof Amsterdam is het de vraag of de inspecteur terecht toekenning van de 30%-regeling heeft geweigerd, omdat zij niet kwalificeerde als ingekomen werknemer. Volgens het hof moet de vraag waar iemand woont naar omstandigheden worden beoordeeld. Het komt erop aan of er een duurzame band van persoonlijke aard bestaat tussen de betrokkene en het desbetreffende land. De verblijfsvergunningen voor bepaalde tijd belemmeren in zekere zin het ontstaan van zo’n band, maar verhinderen die niet. Een verblijfsvergunning voor het volgen van een studie en voor het zoeken van een baan zijn onvoldoende om van een duurzame band te kunnen spreken. Het maakt daarbij niet uit of de studente over een woonruimte in Nederland beschikte. De ziektekostenverzekering was verplicht en de inschrijving in de gemeentelijk basisadministratie was bedoeld om de ziektekostenverzekering af te sluiten en aangifte IB/PVV te doen. Naar de omstandigheden beoordeeld concludeert het hof dan ook dat er op het moment van het aangaan van de arbeidsovereenkomst geen sprake was van een duurzame band van persoonlijke aard tussen de studente en Nederland. De 30%-regeling moet daarom worden toegekend.
Bron: Hof Amsterdam 29-10-2019 (gepubl. 01-01-2020)