De regeling van het aanmerkelijk belang in de Wet IB 2001 is bedoeld om de voordelen, die een belastingplichtige geniet uit een vennootschap waarin hij een aanmerkelijk belang heeft, te betrekken in de heffing van inkomstenbelasting. Vervreemdingsvoordelen van een aanmerkelijk belang bestaan uit het verschil tussen de overdrachtsprijs en de verkrijgingsprijs. Als bij een vervreemding of een verkrijging een tegenprestatie ontbreekt, geldt de waarde in het economische verkeer ten tijde van de vervreemding of de verkrijging als tegenprestatie.

Onder de verkrijgingsprijs van een aanmerkelijk belang wordt verstaan de tegenprestatie bij de verkrijging, vermeerderd met de ten laste van de verkrijger gekomen kosten. Ook in het geval waarin een doorschuifregeling van toepassing is, wordt de doorgeschoven verkrijgingsprijs vermeerderd met de kosten die de verkrijger bij de doorschuiving maakt.

In de situatie waarin de aandelen in juridisch te fuseren vennootschappen worden gehouden door één persoon en één van die vennootschappen optreedt als verkrijgende rechtspersoon, wordt de verkrijgingsprijs van de aandelen die de aandeelhouder direct na de fusie heeft in de verkrijgende rechtspersoon niet slechts bepaald door de verkrijgingsprijs van de aandelen in de verdwijnende rechtspersoon, maar ook door de verkrijgingsprijs van de aandelen in de verkrijgende rechtspersoon.

Volgens de Hoge Raad vormt een bij de verkrijging van aandelen betaald bedrag aan schenkbelasting geen kostenpost, die in onmiddellijk verband staat met de verkrijging van die aandelen. De verschuldigdheid van schenkbelasting wordt immers opgeroepen door in de persoonlijke sfeer van de verkrijger en de vervreemder gelegen motieven en staat los van de eigenlijke overdracht van de aandelen.

Bron: Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR2021883, 19/04234 | 10-06-2021

Vooruitlopend op een wijziging van wet- en regelgeving heeft de staatssecretaris van Financiën in de Leidraad Invordering een oplossing geboden voor schrijnende situaties met betrekking tot verschuldigde erfbelasting.

De regeling houdt in dat de ontvanger voor de duur van ten minste vijf jaar uitstel van betaling verleent aan een natuurlijk persoon, als betaling van de verschuldigde erfbelasting binnen de wettelijke termijn voor de betrokkene tot een schrijnende situatie zou leiden. De goedkeurende regeling geldt ook voor andere belastingaanslagen die onderdeel zijn van de boedel van een nalatenschap van een natuurlijk persoon als betaling binnen de wettelijke betalingstermijn bij de erfgenaam tot een schrijnende situatie zou leiden.

Een voorbeeld van een schrijnende situatie is een minderjarige, die door het overlijden van een familielid met een aanslag erfbelasting of inkomstenbelasting wordt geconfronteerd en nagenoeg alleen vermogen erft in de vorm van een vermogensbestanddeel dat een eerste levensbehoefte is, zoals de ouderlijke woning. De minderjarige heeft naast dit vermogensbestanddeel niet of nauwelijks inkomen of ander vermogen om de belastingaanslag(en) te kunnen betalen, terwijl niet te verwachten is dat hier binnen afzienbare termijn verandering in komt. De ontvanger kan in deze situaties uitstel van betaling verlenen voor de duur van ten minste vijf jaar. Afhankelijk van de feiten en omstandigheden kan de ontvanger een langere termijn toestaan. De ontvanger zal in beginsel aan het uitstel van betaling de voorwaarde verbinden dat de belastingschuldige voldoende zekerheid stelt.

Bron: Ministerie van Financiën | besluit | nr. 2021-14323, Staatscourant 2021, Nr. 33908 | 30-06-2021

De staatssecretaris van Financiën is in een brief aan de Tweede Kamer ingegaan op de giftenaftrek en dan met name de eisen die aan periodieke giften worden gesteld.

Bij de giftenaftrek in de inkomstenbelasting wordt onderscheid gemaakt tussen periodieke giften en andere giften. Voor andere giften geldt een drempel waaronder de giften niet aftrekbaar zijn en een plafond waarboven giften niet meer aftrekbaar zijn. Voor periodieke giften geldt geen drempel en geen plafond. De periodieke gift is in de wet gedefinieerd als gift in de vorm van vaste en gelijkmatige periodieke uitkeringen die eindigen uiterlijk bij overlijden. Voor een periodieke uitkering geldt een onzekerheidsvereiste. Het totale beloop van een periodieke uitkering moet afhankelijk zijn van een toekomstige onzekere gebeurtenis van wezenlijke betekenis. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat een overlijdenskans van ongeveer 1% voldoende is om van een periodieke uitkering te spreken. In de praktijk wordt verondersteld dat bij een periodieke gift, die afhankelijk is van één leven, bij een termijn van vijf jaren aan het onzekerheidsvereiste is voldaan. Als de periodieke gift van twee of meer levens afhankelijk is, volstaat een termijn van vijf jaar niet voor een overlijdenskans die groter is dan 1%. De gift kwalificeert dan niet als periodieke gift en wordt aangemerkt als een andere gift. Dit kan gevolgen hebben voor de hoogte van de giftenaftrek. De staatssecretaris vindt het wenselijk om voor de periodieke gift het onzekerheidsvereiste anders vorm te geven. Dat kan door de periodieke gift niet langer te zien als een periodieke uitkering. Wel blijft een minimale looptijd van vijf jaar gelden. Daarvoor is een wetswijziging nodig. Volgens de staatssecretaris kan deze wijziging worden opgenomen in het wetsvoorstel Fiscale Verzamelwet 2024 om per 1 januari 2024 in werking te treden.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2021-0000116045 | 28-06-2021

De minister van SZW heeft de bedragen van de Algemene Kinderbijslagwet, zoals deze met ingang van 1 juli 2021 gelden, gepubliceerd. De bedragen luiden als volgt:

  • voor een kind, dat jonger is dan 6 jaar € 224,87;
  • voor een kind, dat 6 jaar of ouder is maar jonger dan 12 jaar € 273,05; en
  • voor een kind, dat 12 jaar of ouder is maar jonger dan 18 jaar € 321,24.

De bedragen gelden per kwartaal.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | nr. 2001-0000081963, Staatscourant 2021, Nr. 31645 | 06-07-2021

De staatssecretaris van EZK heeft de Tweede Kamer meegedeeld dat de Europese Commissie de tijdelijke regeling subsidie evenementen covid-19 (Garantieregeling Evenementen) heeft goedgekeurd. De regeling is op 17 juni 2021 in de Staatscourant gepubliceerd en staat vanaf 18 juni open. De evenementenregeling houdt in dat het Rijk garant staat voor de gemaakte kosten wanneer een evenement door coronabeperkingen van de rijksoverheid niet door kan gaan. De steun is bedoeld voor professionele organisatoren van evenementen die in Nederland gepland staan tussen 1 juli en 31 december 2021. Het gaat om festivals, concerten, sportevenementen en zakelijke evenementen. Om in aanmerking te komen voor de garantieregeling moeten organisatoren een evenementenvergunning hebben van de gemeente. Een verklaring van lokaal bevoegd gezag dat deze voornemens was een vergunning te verstrekken als het evenementenverbod er niet was geweest is ook mogelijk. Organisaties, die in aanmerking komen voor de regeling, ontvangen 80% van de kosten terug als gift. Voor de overige 20% kan een lening afgesloten worden. Het kabinet heeft € 385 miljoen voor deze regeling gereserveerd.

Bron: Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | publicatie | DGBI / 21163523 | 16-06-2021

De staatssecretaris van Financiën heeft het besluit met fiscale tegemoetkomingen naar aanleiding van de coronacrisis aangepast. Ten opzichte van de vorige versie van het Besluit noodmaatregelen coronacrisis zijn enkele nieuwe onderwerpen opgenomen.

Betalingsregeling belastingschulden

Een van de nieuwe onderwerpen is een aanpassing van de betalingsregeling voor ondernemers. Deze regeling geldt voor belastingschulden, die betaald hadden moeten zijn tussen 12 maart 2020 en 1 oktober 2021 en waarvoor op grond van een goedkeuring in het Besluit noodmaatregelen coronacrisis geen invorderingsmaatregelen zijn genomen of waarvoor verlengd uitstel van betaling is verleend. De belastingschulden moet voor 1 oktober 2027 met een betalingsregeling worden afgelost. Uitgangspunten van de betalingsregeling zijn aflossing in 60 gelijke maandelijkse termijnen, ingaande in oktober 2022.

Vrijstelling subsidie financiering vaste lasten startende mkb-ondernemingen COVID-19

Aan de eerdere vrijstelling van inkomsten- en vennootschapsbelasting van subsidies op grond van de TOGS en de TVL is toegevoegd een vrijstelling voor subsidies op grond van TVL voor startende mkb-ondernemingen. De vrijstellingen gelden bij wijze van goedkeuring, vooruitlopend op wetgeving. De subsidie kan in de aangifte worden opgenomen in de rubriek ‘overige buitengewone baten’ én in de rubriek ‘overige vrijgestelde winstbestanddelen’.

Zorgvrijstelling

Werkzaamheden die betrekking hebben op COVID-19 tests of het COVID-19 Rijksvaccinatieprogramma vallen onder de zorgvrijstelling.

Belastingrente en hulp bij aangifte

Eveneens nieuw is een goedkeuring met betrekking tot de belastingrente die in rekening is gebracht bij mensen die gebruik hebben gemaakt van de ‘hulp bij aangifte’ voor hun aangiften inkomstenbelasting 2019 en 2020. De inlevertermijn voor deze aangiften is op initiatief van de Belastingdienst verlengd. Dat kan tot gevolg hebben dat belastingrente in rekening wordt gebracht. De staatssecretaris heeft onder voorwaarden goedgekeurd dat de belastingrente voor deze groep belastingplichtigen verminderd wordt.

Verlenging bestaande maatregelen

Diverse bestaande maatregelen zijn verlengd. Het gaat om:

  • het tijdelijk uitstelbeleid voor de betaling van belastingen door ondernemers;
  • de versoepeling van enkele administratieve handelingen in de loonbelasting;
  • de vrijstelling  van omzetbelasting voor de terbeschikkingstelling van zorgpersoneel;
  • de toepassing van het nultarief in de omzetbelasting voor de levering van mondkapjes, COVID-19-vaccins en COVID-19-testkits; en
  • de vrijstelling van belastingheffing over enkele Duitse netto-uitkeringen.
Bron: Ministerie van Financiën | besluit | Staatscourant 2021, nr. 33903 | 29-06-2021

Ondernemers met een jaaromzet van maximaal € 20.000 exclusief omzetbelasting kunnen voor de omzetbelasting kiezen voor toepassing van de vrijstelling voor kleine ondernemers, de zogenaamde KOR. Ondernemers die gebruik maken van de KOR zijn geen btw verschuldigd over hun leveringen en diensten en zijn ontheven van administratieve verplichtingen. Daar staat tegenover dat zij geen recht hebben op aftrek van voorbelasting. Een ondernemer die kiest voor toepassing van de KOR moet zich daarvoor aanmelden bij de Belastingdienst. De KOR-vrijstelling geldt voor ten minste drie jaar. Voor ondernemers met een zeer geringe jaaromzet, die geen btw willen terugvragen, heeft de staatssecretaris van Financiën goedgekeurd dat zij zich niet voor de vrijstelling van de KOR hoeven te melden. De goedkeuring geldt voor ondernemers met een jaaromzet van maximaal € 1.800. Bij gebruikmaking van de goedkeuring zijn ondernemers niet gebonden aan de minimale toepassingsduur van de KOR.

De goedkeuring werkt terug tot 1 januari 2020. Dat is de datum waarop de huidige KOR van kracht is geworden.

Bron: Ministerie van Financiën | besluit | Staatscourant 2021 nr. 30899 | 17-06-2021

Steunmaatregelen derde kwartaal 2021

Het kabinet heeft besloten om de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW) voor het derde kwartaal van 2021 aan te passen. Dat gebeurt door de invoering van een omzetverliesplafond. Het op te geven omzetverlies voor de berekening van de hoogte van de NOW wordt begrensd op 80%. Een hoger verwacht of gerealiseerd omzetverlies dan 80% leidt niet tot een hoger subsidiebedrag. Het subsidiepercentage blijft 85%. Dit betekent dat een bedrijf met een omzetverlies van 80% of meer subsidie krijgt voor 68% (80 x 85%) van de loonkosten. Voor bedrijven met een omzetverlies van 20 tot 80% verandert er niets. De overige steunmaatregelen blijven in het derde kwartaal ongewijzigd.

Het kabinet verwacht dat in het vierde kwartaal van dit jaar alle restricties en contactbeperkende maatregelen zullen zijn opgeheven. Daarom wordt alle steun met ingang van het vierde kwartaal beëindigd.

Verlenging regeling uitstel van betaling

In lijn met de door de Tweede Kamer aangenomen motie wordt de versoepelde regeling voor het uitstel van betaling voor belasting verlengd tot 1 oktober 2021. Het kabinet vraagt ondernemers niet langer gebruik te maken van deze regeling dan nodig is. Ondernemers kunnen tot uiterlijk 1 oktober 2021 uitstel van betaling of een verlenging van verleend uitstel aanvragen. Het uitstel voor ondernemers, die eerder dit jaar verlenging hebben gekregen, geldt automatisch tot 1 oktober 2021. Voor alle ondernemers die gebruik maken van de versoepelde uitstelregeling geldt dat nieuw opkomende verplichtingen pas vanaf 1 oktober 2021 hoeven te worden hervat. Voor de loon- en omzetbelasting houdt dit in dat de belasting over het laatste belastingtijdvak voor 1 oktober 2021 weer tijdig moet worden voldaan.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | CE-AEP / 21170311 | 28-06-2021

In verband met de afschaffing van de baangerelateerde investeringskorting (BIK) worden de premiepercentages voor het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWf) met ingang van 1 augustus 2021 verlaagd. Voor werkgevers die per vier weken loonaangifte doen gaat de verlaging in op 16 augustus 2021. De lage premie voor het loon van werknemers met een vast contract bedraagt dan 0,34%. De hoge premie voor het loon van andere werknemers bedraagt dan 5,34%. Voor beide premies bedraagt de verlaging 2,36 procentpunt.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | publicatie | 2021-0000102388 | 24-06-2021

De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland heeft bekendgemaakt dat aanvragen voor de TVL voor het tweede kwartaal van 2021 met ingang van 25 juni 2021 kunnen worden ingediend. De TVL geldt in het tweede kwartaal ook voor ondernemers die tussen 16 maart en 30 juni 2020 zijn gestart met hun bedrijf. De subsidie bedraagt 100% van de berekende vaste lasten. Voor mkb’ers is dit maximaal € 550.000 en voor grote bedrijven maximaal € 1,2 miljoen. Als referentieperiode geldt naar keuze van de aanvrager het tweede kwartaal van 2019 of het derde kwartaal van 2020.

Bron: Overig | publicatie | 20-06-2021