Statutair bestuurder aangemerkt als dga
Statutair bestuurder aangemerkt als dga
Een vennootschap gaat failliet en de curator ontslaat de statutair directeur die tevens 40% aandeelhouder is. De statutair directeur vraagt daarop bij het UWV een WW-uitkering aan. Hij meent dat hij daar recht op heeft omdat hij onder feitelijk gezag zou hebben gewerkt van de algemeen directeur. Het UWV betwist dit en weigert de uitkering.
Voor de Centrale Raad van Beroep (CRvB) staat niet meer ter discussie dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst. Wel moet volgens de CRvB op grond van de Regeling aanwijzing directeur-grootaandeelhouder (de Regeling) de arbeidsovereenkomst niet als dienstbetrekking worden aangemerkt.
Ter zitting heeft de statutair directeur zich vervolgens op het standpunt gesteld dat deze uitkomst in strijd is met een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie betreffende de bescherming van de werknemers bij insolventie van de werkgever. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de Regeling een verdergaande beperking inhoudt van de bescherming van werknemers bij insolventie dan op grond van de Insolventierichtlijn mogelijk is. De CRvB komt echter tot de conclusie dat de groep van personen die op grond van de Regeling wordt uitgesloten van een insolventieuitkering in de regel overeenkomt met de groep die daar op grond van toepassing van de Insolventierichtlijn van kan worden uitgesloten.
De Regeling bepaalt tot slot dat het UWV bevoegd is een bestuurder niet als directeur-grootaandeelhouder aan te merken, indien deze door feiten en omstandigheden aantoont daadwerkelijk ondergeschikt te zijn aan de AVA. Daar de statutair directeur niet heeft aangetoond dat hij feitelijk in een positie van ondergeschiktheid tot de vennootschap stond, is volgens de CRvB geen aanleiding om hem niet als directeur-grootaandeelhouder aan te merken.
Bron: CRvB 15-03-2017