Stadionritjes waren zakelijk
Stadionritjes waren zakelijk
Een vastgoedonderneming, een bv, heeft naheffingsaanslagen opgelegd gekregen. De naheffingsaanslagen hebben betrekking op het privégebruik auto. De auto was aan de directeur door zijn bv ter beschikking gesteld en werd, zoals door de onderneming gesteld, alleen zakelijk gebruikt. In hoger beroep spitst het geschil zich toe op de vraag of de directeur inderdaad voor minder dan 500 km privé met de auto heeft gereden. Met name gaat het dan om de vraag of de ritjes naar een stadion, waar de onderneming beschikt over vier business seats als zakelijk zijn aan te merken. De kosten voor de business seats en de seizoenkaarten had de bv telkens in mindering gebracht op de winst. De ritjes naar het stadion waren volgens de onderneming zakelijk omdat de business seats werden gebruikt voor contacten met (potentiële) klanten. Volgens de inspecteur hadden ritten op zijn minst voor een deel een privékarakter. Wel heeft hij ter zitting verklaard dat ritten die in overwegende mate voor zakelijke doeleinden zijn gemaakt, bij de berekening van het aantal privékilometers buiten aanmerking blijven.
Volgens Hof Den Haag heeft de bv aannemelijk heeft gemaakt dat de bezoeken aan het stadion in overwegende mate zakelijke doeleinden dienden. Deze ritten dienen dan, zoals de inspecteur heeft aangegeven, bij de berekening van het aantal privékilometers buiten beschouwing te blijven. De inspecteur heeft zijn stelling dat sommige ritten vooral of uitsluitend privédoeleinden dienden, tegenover de gemotiveerde weerspreking daarvan, niet aannemelijk gemaakt. Voor zover de inspecteur heeft willen betogen dat van de vennootschap kan worden verlangd dat zij een verband legt en aantoont tussen een bepaald bezoek aan het stadion en een specifieke transactie, volgt het hof de inspecteur daarin niet, daar de wet niet voorziet in zo’n vergaande verzwaring van de bewijslast.
Bron: Hof Den Haag 21-06-2017