Inhoudingsplichtige mag vertrouwen op adviseur
Inhoudingsplichtige mag vertrouwen op adviseur
Een inhoudingsplichtige heeft in de jaren 2009 tot en met 2013 ten aanzien van ongeveer 400 werknemers afdrachtvermindering onderwijs geclaimd. De inhoudingsplichtige voldeed echter niet aan de gestelde formele eisen om afdrachtvermindering te kunnen claimen. De inspecteur heeft daarom een naheffingsaanslag met een vergrijpboete opgelegd.
Voor wat betreft de boete oordeelt het hof dat de inhoudingsplichtige, hoewel zij haar aangiften loonheffing liet doen door een adviseur, zich tijdig, dat wil zeggen, voor de indiening van de aangifte, op de hoogte had moeten stellen van de formele voorwaarden voor de afdrachtvermindering. Door dit niet te doen, heeft zij dermate lichtvaardig gehandeld dat het aan haar grove schuld is te wijten dat te weinig belasting is betaald.
De Hoge Raad vindt dat dit oordeel niet in stand kan blijven. In een eerdere uitspraak heeft de Hoge Raad namelijk aangegeven dat als een belastingplichtige zich laat bijstaan door een adviseur die voldoende deskundig is en aan wiens zorgvuldige taakvervulling hij niet behoefde te twijfelen, er geen aanleiding is voor de belastingplichtige om zich ter voorkoming van fouten ook zelf in de inhoudelijke aspecten van op hem toepasselijke belastingregelingen te verdiepen. Er is geen reden om van dit uitgangspunt af te wijken voor zover het gaat om ‘betrekkelijk eenvoudige formele voorwaarden’.
Ook als de belasting- of inhoudingsplichtige zich wél zelf heeft verdiept in de op hem toepasselijke belastingregelingen, hetgeen de inhoudingsplichtige zegt gedaan te hebben, dat alleen nog niet meebrengt dat zij de door haar deskundige adviseur opgemaakte aangiften moet controleren.
Bron: HR 11-08-2017, nr. 16/04756 (ECLI:NL:HR:2017:1611)