Beoordelingsfout inspecteur: geen navordering
Beoordelingsfout inspecteur: geen navordering
Een man kocht in 2008 een monumentenpand. Hij verbouwt dit gedurende de jaren 2008 t/m 2011 voor in totaal € 351.263. Er vindt op verzoek van Belastingdienst Bureau Monumentenzorg een taxatie plaats voor de vaststelling van het aftrekbare deel van de onderhoudskosten. Daarbij zijn de aftrekbare onderhoudskosten voor de jaren 2008 en 2009 op (in totaal) € 133.817 vastgesteld en voor de jaren 2010 en 2011 op (in totaal) € 122.490. De man geeft in zijn aangifte IB 2010 een bedrag van € 132.652 aan aftrekbare uitgaven voor een monumentenpand op als PGA. Op 31 januari 2012 geeft hij een correctie door waarbij hij meldt dat dat de uitgaven voor een monumentenpand per abuis verkeerd zijn opgegeven en dat het bedrag € 80.466 moest zijn. In september 2012 kondigt de inspecteur aan te zullen afwijken van de aangifte IB 2010: de onderhoudskosten worden gecorrigeerd met € 11.327. In november 2013 bericht de inspecteur de man dat er voor 2011 geen ruimte meer is voor aftrek van onderhoudskosten. Het restant PGA stelt hij dan vast op nihil. Na bezwaar wordt dit vastgesteld op € 86.968. De man gaat in beroep en stelt dat de inspecteur het restant PGA niet heeft mogen herzien omdat er geen sprake is van een nieuw feit.
Hof Den Bosch oordeelt dat als de inspecteur de brief van de man van 31 januari 2012 bij de aanslagregeling zou hebben betrokken, het restant PGA hoogstwaarschijnlijk correct zou zijn vastgesteld. Volgens het hof valt het de inspecteur te verwijten dat de betreffende brief niet op de juiste plaats in het dossier is terechtgekomen en dat daarmee bij de aanslagregeling geen rekening is gehouden. Vaststaat dat de brief bij de Belastingdienst in ontvangst is genomen en uit een aantekening in het elektronisch interne klantbehandelingdossier blijkt dat er een inhoudelijke beoordeling moet hebben plaatsgevonden. Omdat de inspecteur niet alle hem ter beschikking staande en relevante informatie in aanmerking heeft genomen, bestaat bij hem volgens het hof een verwijtbaar onjuist inzicht in de feiten die bepalend zijn voor (de omvang van) het restant PGA. Volgens het kan een dergelijke beoordelingsfout niet op basis van art 16 lid 2 letter c AWR worden hersteld, ook niet als zij voor de belastingplichtige kenbaar is.
Bron: Hof Den Bosch 27-07-2017