Parkeerder heeft onderzoeksplicht
Parkeerder heeft onderzoeksplicht
Een man maakt bezwaar tegen een aan hem opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting van de gemeente Bergen. De vraag is of de verschuldigdheid van parkeerbelasting ter plaatse voor de man voldoende kenbaar was. De man stelt dat dit niet het geval was. De heffingsambtenaar stelt daarentegen dat juist voldoende duidelijk was dat er op de betreffende locatie een betaald parkeren-regime van toepassing was. Hof Amsterdam overweegt dat de kenbaarheid van het betaald parkeren-regime – de beoordeling van de vraag of het voldoende duidelijk was dat ter plaatse voor het parkeren betaald diende te worden door middel van het in werking stellen van een parkeerautomaat – niet volledig los kan worden gezien van de onderzoeksplicht van de parkeerder. Van de parkeerder mag volgens het hof immers worden verwacht dat hij bij de aanvang van het parkeren voldoende onderzoekt of voor het ter plekke parkeren parkeerbelasting verschuldigd is. Dit houdt volgens het hof in dat hij, alvorens te parkeren, oplet of hij bebording ‘betaald parkeren’, dan wel een parkeerautomaat, passeert, en dat hij, nadat hij heeft geparkeerd, zich enige inspanning getroost om te onderzoeken of voor het ter plekke parkeren parkeerbelasting is verschuldigd. In het voorkomende geval dat van de zijde van de gemeente de informatieverstrekking ter plaatse tekortschiet, zal de parkeerder ook na een adequaat onderzoek niet, althans niet onomstotelijk, kunnen vaststellen of sprake is van een betaald parkeren-regime. Is de informatieverstrekking van de zijde van de gemeente op orde en is voldoende duidelijk dat ter plaatse voor het parkeren betaald moet worden, dan zal een parkeerder die aan zijn onderzoeksplicht voldoet, kunnen vaststellen dat ter plekke parkeerbelasting is verschuldigd. In het onderhavige geval oordeelt het hof dat voldoende duidelijk was dat er op de locatie sprake is van een betaald parkeren-regime. Het hoger beroep van de man is dan ook ongegrond.
Bron: Hof Amsterdam 12-09-2007