Geen geruisloze terugkeer met terugwerkende kracht
Geen geruisloze terugkeer met terugwerkende kracht
De aandelen van een bv die fiscaal-juridische diensten verleend, zijn tot 3 november 2016 in handen van een houdstermaatschappij. De aandelen in de houdstermaatschappij zijn in handen van een stichting administratiekantoor (STAK). De certificaten van aandelen in de STAK worden gehouden door drie persoonlijke holdings. De aandeelhouders van die persoonlijke holdings besluiten in 2016 hun samenwerking per 1 januari 2016 te beëindigen. De vertrekkende aandeelhouder verkoopt de certificaten van aandelen aan de STAK waarna de aandelen worden ingekocht door de houdstermaatschappij. De twee overgebleven aandeelhouders nemen het aandeel in de werkmaatschappij van de vertrekkende aandeelhouder over. De overgebleven aandeelhouders verzoeken de inspecteur om met terugwerkende kracht tot 1 januari 2016 geruisloos terug te keren uit de bv. De inspecteur wijst dit verzoek af omdat de bv op 1 januari 2016 niet voldoet aan de wettelijke voorwaarde van art. 14c Wet Vpb 1969 dat de aandelen in de ontbindende vennootschap uitsluitend worden gehouden door natuurlijke personen. Volgens Rechtbank Gelderland biedt de tekst van de wet geen aanknopingspunt voor de stelling van de aandeelhouders dat economische eigendom van de aandelen voldoende is voor de faciliteit van geruisloze terugkeer. De wettekst geeft uitdrukkelijk aan dat een bv voor geruisloze terugkeer uitsluitend natuurlijke personen als aandeelhouder heeft. Er wordt dus niet voldaan aan de wettelijke voorwaarden. Geruisloze terugkeer per 1 januari 2016 is niet mogelijk. In de besluiten waar de aandeelhouders naar verwijzen wordt uitdrukkelijk aangegeven dat terugwerkende kracht alleen mogelijk is als op het overgangstijdstip aan de wettelijke vereisten wordt voldaan.
Het verzoek van de aandeelhouders om over het standpunt van de rechtbank prejudiciële vragen aan de Hoge Raad te stellen wordt afgewezen aangezien de wettekst voor zich spreekt.
Bron: Rb. Gelderland 14-12-2017