Zzp’ers groter risico op armoede
Zzp’ers groter risico op armoede
Vanaf het piekjaar 2013, toen 3,5 procent van de werkenden met een laag inkomen werd geconfronteerd, daalde het aandeel werkenden met een armoederisico elk jaar. Wel zwakte de daling van 2015 op 2016 af: van 2,9 procent naar 2,8 procent. Bij werknemers en zmp’ers (zelfstandigen met personeel) zette de daling verder door, maar bij zzp’ers (zelfstandigen zonder personeel) liep het percentage iets op: van 9,2 in 2015 naar 9,4 in 2016.
In 2016 hadden 42.000 werkenden (0,6 procent) ten minste vier jaar op rij een laag inkomen. Zzp’ers hadden vaker langdurig een laag inkomen dan zmp’ers en werknemers.
Bij zzp’ers steeg het aandeel met een langdurig laag inkomen bovendien van 1,9 procent in 2014 en 2015 naar 2,1 procent in 2016.
Hoe korter de werkweek, hoe hoger het risico op (langdurige) armoede. Bij werknemers waren de armoederisico’s verreweg het laagst, ongeacht hoeveel uur per week ze werkten. Zo was het percentage met risico op armoede onder werknemers in kleine deeltijd (minder dan 24 uur per week) bijna drie keer zo laag als onder zzp’ers in kleine deeltijd (6,0 tegen 16,5 procent). Het risico op langdurige armoede was bij de werknemers ruim drie keer zo klein (1,5 tegen 4,6 procent). Wel liepen bij zowel werknemers als zzp’ers de vrouwelijke deeltijders beduidend minder risico dan de mannelijke deeltijders. Vrouwen hebben vaker dan mannen een werkende partner waardoor het gezamenlijke huishoudensinkomen boven de kritische drempel uitkomt. De armoederisico’s van de in deeltijd werkende zmp’ers lagen relatief dicht in de buurt van die van de zzp’ers die in deeltijd werken. Maar anders dan bij zzp’ers waar ruim de helft in deeltijd werkt is het aantal in deeltijd werkende zmp’ers naar verhouding klein.
Bron: CBS 18-01-2018