Standaard-karakter cao verzet zich tegen OR-afspraken
Hof Den Haag moest onlangs oordelen over de vraag of het standaardkarakter van een cao zich verzet tegen afspraken tussen werkgever en werknemers (via de OR) over zaken die niet in de cao zijn geregeld.
APMTR houdt zich bezig met de ontwikkeling en de commerciële exploitatie van een containerterminal. Haar activiteiten bestaan uit laad-, los- en overslagactiviteiten voor de zeevaart. APMTR heeft voor haar werknemers een ondernemings-cao gesloten met de vakbonden (hierna: de cao). Deze had een looptijd van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2017. FNV heeft APMTR voor de rechter gedaagd omdat partijen zijn verdeeld over de vraag of het standaardkarakter van een cao zich verzet tegen afspraken tussen werkgever en werknemers (via de OR) over zaken die niet in de cao zijn geregeld.
De aanleiding voor de procedure vormde het vastgelopen sectoroverleg over werkgelegenheid in de containersector. APMTR heeft toen in samenspraak met de OR een eigen werkgelegenheidsprogramma opgesteld (het ‘Akkoord’). Naar aanleiding van dit Akkoord is op 7 januari 2016 door APMTR een aanvulling op de individuele arbeidsovereenkomst (de ‘Aanvulling’) opgesteld. APMTR had de Aanvulling aan al haar werknemers verstuurd met het verzoek daarmee in te stemmen. Circa 85% van de werknemers van APMTR had met de Aanvulling ingestemd. Volgens de vakbonden staat het standaardkarakter van de cao niet toe dat deze afspraken worden gemaakt, ook niet als werknemers hier per saldo beter van worden.
Het hof oordeelt dat het standaardkarakter van de cao zich inderdaad tegen toepassing van de Aanvulling verzet. Dat het beroep op de nietigheid van art. 12 Wet CAO naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, wordt door het hof verworpen. De gevolgen van deze uitspraak blijven beperkt tot de gebonden werknemers.
Bron: Hof Den Haag 2-4-2019