Het kabinet komt met een derde steun- en herstelpakket voor ondernemers en werkenden. Het nieuwe pakket loopt tot in 2021 en is gestoeld op steun, helpen aanpassen en investeren.
Diverse lopende steunmaatregelen worden vanaf 1 oktober 2020 verlengd. De voorwaarden daarvan worden aangepast, zodat ze meer zijn gericht op de langere termijn. Het kabinet neemt bovendien nieuwe maatregelen om bedrijven te stimuleren om meer te investeren in economische groei. Ook worden extra middelen ingezet om mensen via scholing en begeleiding te helpen bij het vinden van nieuw werk.
De krimp in Nederland is kleiner dan in de buurlanden, maar hoe de economie zich de komende tijd ontwikkelt, blijft onzeker. Het nieuwe pakket heeft daarom een langere duur en biedt zo meer zekerheid in deze voor veel mensen zware tijd. Daarin kunnen niet alle bedrijven overeind gehouden worden en zijn niet alle banen en opdrachten te garanderen.
Coronaregelingen voor ondernemers en werknemers vanaf 1 oktober 2020
NOW (tegemoetkoming loonkosten)
De regeling wordt met negen maanden verlengd, met drie keer drie maanden. In die periode wordt de NOW geleidelijk afgebouwd, zodat ondernemers en werkenden tijd en ruimte hebben om zich aan te passen.
Tozo (inkomensondersteuning zelfstandigen)
Deze regeling wordt ook negen maanden verlengd, tot en met 30 juni 2021 en kent een toets op beschikbare geldmiddelen. Gemeenten bieden vanaf 1 januari 2021 extra dienstverlening aan zelfstandig ondernemers, zoals bij- of omscholing en heroriëntatie.
TVL (tegemoetkoming vaste lasten mkb)
De belastingvrije tegemoetkoming wordt opnieuw ingezet en het maximale bedrag per bedrijf per drie maanden wordt verhoogd naar € 90.000. De regeling wordt met drie keer drie maanden verlengd tot en met 30 juni 2021 en in die periode geleidelijk afgebouwd, zodat ondernemers tijd en ruimte hebben om zich aan te passen.
Borgstellingen, leningen en garantiefondsen
De extra, verruimde of meer toegankelijke kredietverlening en -garanties aan kleine en middelgrote bedrijven voor voldoende liquiditeit (BMKB-C, GO-C en KKC) blijven ook na 1 oktober 2020 beschikbaar.
Nieuwe maatregelen gericht op investeringen
Het kabinet neemt ook nieuwe maatregelen gericht op het stimuleren van investeringen en uiteindelijk economische groei. Publieke investeringen in onder meer infrastructuur ter waarde van twee miljard euro worden naar voren gehaald. Het kabinet investeert daarnaast in een nationale scale-up faciliteit (€ 150 miljoen) en reserveert € 300 miljoen om eventueel te kunnen participeren in een beoogd privaat fonds om (middel)grote bedrijven te herkapitaliseren.
Ook stelt het kabinet € 150 miljoen beschikbaar om het fondsvermogen van de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) extra aan te vullen, zodat zij innovatieve mkb-ondernemingen via financiering kunnen versterken. Het kabinet heeft € 255 miljoen vrijgemaakt voor cofinanciering van EU-programma’s gericht op regionale ontwikkeling, innovatie, duurzaamheid en digitalisering.
Aanvullend sociaal pakket
De komende maanden zullen sommige mensen hun werk kwijtraken en op zoek moeten naar een andere baan. Anderen zullen de overstap willen maken van hun huidige werk naar ander werk met meer toekomstperspectief. Het kabinet wil mensen daarbij helpen. Daarom trekt het kabinet geld uit voor begeleiding bij het vinden van nieuw werk door UWV en gemeenten. Ook komt er meer geld vrij voor om- en bijscholing. Daarnaast gaat het kabinet mensen die kwetsbaar zijn in een economische crisis extra ondersteunen, zoals jongeren en mensen in de banenafspraak. Ook wil het kabinet mensen met een hoog risico op armoede en problematische schulden helpen. In totaal trekt het kabinet voor dit aanvullend sociaal pakket ruim € 1 miljard uit.
Bron: Rijksoverheid, 28-08-2020
Staatssecretaris Vijlbrief heeft in een brief aan de Tweede Kamer laten weten dat ondernemers tot uiterlijk 1 oktober (een verlenging van het) uitstel van betaling kunnen aanvragen. Daarmee loopt voor alle ondernemers het uitstel uiterlijk op 1 januari 2021 af.
Op het moment dat het verleende uitstel afloopt of vanaf 1 januari 2021 worden de betalingsverplichtingen weer gestart. Wel komt er een ruime terugbetalingsregeling van twee jaar om de opgebouwde belastingschuld af te lossen. Ook zal het percentage van de invorderingsrente langer op 0,1% blijven. Als de ontwikkeling van het coronavirus met nieuwe of verscherpte maatregelen hier aanleiding toe geeft, kan hier opnieuw naar worden gekeken.
Ondernemers die op 1 januari 2021 een (rest)schuld hebben, krijgen een betalingsregeling aangeboden van de Belastingdienst waarmee ze tot 1 januari 2023 iedere maand een vast bedrag terug betalen. Ook zal geen zekerheid worden gevraagd zoals nu gebruikelijk is. Eventuele belastingteruggaven worden niet verrekend en er worden in beginsel geen nadere voorwaarden gesteld, tenzij de belangen van de Staat in het geding zijn.
Als de periode van twee jaar te kort is voor een ondernemer zal de Belastingdienst samen met de ondernemer kijken of een maatwerkoplossing mogelijk is op basis van bestaand beleid. Uiteraard is het ook mogelijk om eerder af te lossen als de ondernemer dit wil.
Om ondernemers zo min mogelijk met extra kosten te confronteren, zal de tijdelijke verlaging van invorderingsrente naar bijna nul worden verlengd tot en met 31 december 2021. Zo hebben ondernemers de komende tijd vrijwel geen kosten bovenop de belastingschuld die ze aan het aflossen zijn.
De belastingrente gaat wel weer naar 4%, omdat dit een prikkel is om op tijd aangifte te doen. De belastingrente voor de vennootschapsbelasting zal tot 31 december 2021 worden verlaagd naar 4% in plaats van de oorspronkelijke 8%.
Per 1 januari 2021 vervalt de tijdelijke versoepeling ten aanzien van de betalingsverzuimboetes. Het niet op aangifte afdragen van loonbelasting over bijvoorbeeld het tijdvak december 2020 wordt dan weer volgens de normale regels beboet.
Ook de verruimde deblokkering van de g-rekening wordt afgebouwd. Zolang en voor zover de ondernemer uitstel van betaling geniet en zich aan de lopende betalingsverplichtingen en aflossingsverplichtingen houdt, blijft deblokkering van het saldo van de g-rekening mogelijk. Het versoepelde beleid ten aanzien van de g-rekening loopt definitief af op 1 januari 2023, als ook het versoepelde uitstelbeleid definitief afloopt.
Bron: MvF 28-08-2020
De coronamaatregelen hebben nog steeds veel impact op de economie en per 1 oktober 2020 lopen de huidige steunmaatregelen ten einde. Daarom komt het kabinet met een steun- en herstelpakket voor ondernemers en werkenden, dat volgt op de twee eerdere noodpakketten. Het nieuwe pakket loopt tot in 2021 en is gestoeld op drie pijlers: steun, helpen aanpassen en investeren.
Het kabinet verlengt vanaf 1 oktober 2020 diverse lopende steunmaatregelen. De voorwaarden daarvan worden aangepast, de vergoedingen worden lager maar de looptijd is langer, zodat ze meer zijn gericht op de langere termijn. Het kabinet neemt bovendien nieuwe maatregelen om bedrijven te stimuleren om meer te investeren in economische groei. Ook zet het kabinet extra middelen in om mensen via scholing en begeleiding te helpen bij het vinden van ander werk.
De maatregelen in dit pakket beslaan rond de 11 miljard euro aan extra uitgaven en 1,5 miljard euro aan vervroegde investeringen. Dit staat los van de kabinetsinvesteringen op Prinsjesdag.
Coronaregelingen voor ondernemers en werknemers vanaf 1 oktober 2020
NOW (tegemoetkoming loonkosten)
De regeling wordt met negen maanden verlengd, met drie keer drie maanden. In die periode wordt de NOW geleidelijk afgebouwd, zodat ondernemers en werkenden tijd en ruimte hebben om zich aan te passen.
Tozo (inkomensondersteuning zelfstandigen)
Deze regeling wordt ook negen maanden verlengd, tot en met 30 juni 2021, en kent een toets op beschikbare geldmiddelen. Gemeenten bieden vanaf 1 januari 2021 extra dienstverlening aan zelfstandig ondernemers, zoals bij- of omscholing en heroriëntatie.
TVL (tegemoetkoming vaste lasten mkb)
De belastingvrije tegemoetkoming wordt opnieuw ingezet en het maximale bedrag per bedrijf per drie maanden wordt verhoogd naar 90.000 euro. De regeling wordt met drie keer drie maanden verlengd tot en met 30 juni 2021 en in die periode geleidelijk afgebouwd, zodat ondernemers tijd en ruimte hebben om zich aan te passen.
Borgstellingen, leningen en garantiefondsen
De extra, verruimde of meer toegankelijke kredietverlening en -garanties aan kleine en middelgrote bedrijven voor voldoende liquiditeit (BMKB-C, GO-C en KKC) blijven ook na 1 oktober 2020 beschikbaar.
Belastingmaatregelen
Ondernemers kunnen tot 1 oktober 2020 belastinguitstel aanvragen. Daarmee loopt het uitstel op uiterlijk 1 januari 2021 af. Ondernemers moeten echter niet alsnog in de knel komen bij het terugbetalen en krijgen met twee jaar ruim de tijd om de opgebouwde belastingschuld weer af te lossen. De tijdelijke verlaging van invorderingsrente naar bijna nul wordt verlengd tot en met 31 december 2021, zodat ondernemers met zo min mogelijk extra kosten worden geconfronteerd.
Belastinguitstel tot 1 januari, ruime terugbetalingsregeling voor ondernemers
Ondernemers kunnen tot uiterlijk 1 oktober uitstel van belasting aanvragen of een verlenging van het uitstel aanvragen. Daarmee loopt voor alle ondernemers het uitstel uiterlijk op 1 januari 2021 af. Op deze manier loopt het bedrag van belasting dat uiteindelijk terugbetaald moet worden, niet onnodig op. Het kabinet wil niet dat ondernemers alsnog in de knel komen bij het terugbetalen. Daarom komt er een ruime terugbetalingsregeling van twee jaar om de opgebouwde belastingschuld weer af te lossen.
Als de ontwikkeling van het coronavirus met nieuwe of verscherpte maatregelen hier aanleiding toe geeft, kan hier opnieuw naar worden gekeken.
Terugbetalingsregeling en maatwerk
Terugbetalen hoeft niet zo snel. Ondernemers krijgen een betalingsregeling aangeboden van de Belastingdienst waarmee ze tot 1 januari 2023 iedere maand een vast bedrag terug betalen.
Als de periode van twee jaar te kort is voor een ondernemer zal de Belastingdienst samen met de ondernemer kijken of een maatwerkoplossing mogelijk is op basis van bestaand beleid. Uiteraard is het ook mogelijk om eerder af te lossen als de ondernemer dit wil.
Verlaging invorderingsrente verlengd
Om ondernemers zo min mogelijk met extra kosten te confronteren, zal de tijdelijke verlaging van invorderingsrente naar bijna nul worden verlengd tot en met 31 december 2021. Zo hebben ondernemers de komende tijd vrijwel geen kosten bovenop de belastingschuld die ze aan het aflossen zijn.
De belastingrente gaat weer naar 4%, omdat dit een prikkel is om op tijd aangifte te doen. De belastingrente voor de vennootschapsbelasting zal tot 31 december 2021 worden verlaagd naar 4% in plaats van de oorspronkelijke 8%. Zo worden ondernemers niet direct met hoge lasten geconfronteerd.
Overige maatregelen
Ook een aantal andere belastingmaatregelen die wegens corona genomen zijn, zoals de betaalpauze voor hypotheekverplichtingen, lopen door tot 1 januari 2021.
Daarnaast is een nieuwe maatregel getroffen: werknemers behouden recht op reisaftrek voor ov-kosten voor woon-werkverkeer die zij niet van de werkgever vergoed krijgen, ook al werken zij thuis. Voorwaarde is dat de kosten ongewijzigd zijn gebleven.
Nieuwe maatregelen gericht op investeringen
Het kabinet neemt ook nieuwe maatregelen gericht op het stimuleren van investeringen en uiteindelijk economische groei. Publieke investeringen in onder meer infrastructuur ter waarde van twee miljard euro worden naar voren gehaald. Het kabinet investeert daarnaast in een nationale scale-up faciliteit (150 miljoen euro) en reserveert 300 miljoen euro om eventueel te kunnen participeren in een beoogd privaat fonds om (middel)grote bedrijven te herkapitaliseren.
Ook stelt het kabinet 150 miljoen euro beschikbaar om het fondsvermogen van de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) extra aan te vullen, zodat zij innovatieve mkb-ondernemingen via financiering kunnen versterken. Het kabinet heeft 255 miljoen euro vrijgemaakt voor cofinanciering van EU-programma’s gericht op regionale ontwikkeling, innovatie, duurzaamheid en digitalisering.
Aanvullend sociaal pakket
De komende maanden zullen sommige mensen hun werk kwijtraken en op zoek moeten naar een andere baan. Anderen zullen de overstap willen maken van hun huidige werk naar ander werk met meer toekomstperspectief. Het kabinet wil mensen daarbij helpen. Daarom trekt het kabinet geld uit voor begeleiding bij het vinden van nieuw werk door het UWV en de gemeenten. Ook komt er meer geld vrij voor om- en bijscholing. Daarnaast gaat het kabinet mensen die kwetsbaar zijn in een economische crisis extra ondersteunen, zoals jongeren en mensen in de banenafspraak. Ook wil het kabinet mensen met een hoog risico op armoede en problematische schulden helpen. In totaal trekt het kabinet voor dit aanvullend sociaal pakket ruim 1 miljard euro uit.
In juli waren 419.000 mensen werkloos, dat is 4,5% van de beroepsbevolking. In de afgelopen drie maanden kwamen er gemiddeld 35.000 werklozen per maand bij. Dat meldt het CBS op basis van nieuwe cijfers over de beroepsbevolking. UWV registreerde eind juli 301.000 lopende WW-uitkeringen, dat is evenveel als in juni.
Het aantal lopende WW-uitkeringen is in juli gelijk gebleven ten opzichte van juni. UWV verstrekte eind juli 301.000 uitkeringen. Na een forse stijging tussen maart en mei is het voor de tweede maand op rij dat het aantal WW-uitkeringen op hetzelfde niveau gebleven is. Er werden in juli wel 61.000 meer WW-uitkeringen verstrekt dan in februari het geval was.
Het aantal lopende WW-uitkeringen aan jongeren tussen de 15 en 25 jaar daalde met 10% ten opzichte van juni. Bij de helft van de WW-uitkeringen aan jongeren die in juli werden beëindigd, was de maximale WW-duur bereikt (circa 4.300 WW-uitkeringen).
In de afgelopen drie maanden nam het aantal werklozen met ruim 100.000 toe.
Per saldo groeide de werkloosheid hierdoor met 67.000mensen in de afgelopen drie maanden.
Bron: UWV.nl 20-08-2020
Als iemand zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen te laat indient, is sprake van een verzuim. Bij stelselmatig verzuim kan de inspecteur een verzuimboete tot het wettelijk maximum opleggen. Bij het bepalen van de hoogte van de verzuimboete moet hij wel rekening houden met alle feiten en omstandigheden die een verhoging of een verlaging van de boete tot gevolg kunnen hebben.
Een man heeft over het jaar 2014 een aangiftebiljet inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen ontvangen. Hij dient echter geen aangifte in, ook niet nadat hij een aanmaning heeft gekregen. Op 15 augustus 2017 geeft de inspecteur de man nog twee weken om zijn aangifte 2014 in te dienen. Ook die termijn laat de man ongebruikt. De inspecteur legt uiteindelijk een ambtshalve aanslag op een verzuimboete naar het wettelijk maximum van € 4.920.
Bij Hof Arnhem-Leeuwarden is in hoger beroep de hoogte van de verzuimboete in geschil. De man meent dat het eerdere verzuim is opgeheven. De inspecteur heeft de man namelijk twee weken extra tijd heeft gegeven om de aangifte te doen. Het hof is het niet eens met die zienswijze. Bovendien heeft de inspecteur in zijn brief uitdrukkelijk vermeld dat hij in ieder geval een verzuimboete zal opleggen. De man is namelijk te laat geweest met het indienen van zijn aangifte. Verder voert de man aan dat sprake is geweest van overmacht, ofwel afwezigheid van alle schuld. De man stelt dat hij geen aangifte heeft kunnen doen door de inbeslagname van zijn administratie. Ook hier is het hof het niet met de man eens. Hij is al vanaf 7 oktober 2015 in verzuim en de administratie is pas op 23 maart 2017 in beslag genomen.
De inspecteur heeft volgens het hof daarom terecht een verzuimboete opgelegd. Ook heeft de inspecteur terecht geoordeeld dat sprake is geweest van stelselmatig verzuim vanaf 2009 tot en met 2014. Het is niet nodig dat de inspecteur over alle jaren vanaf 2009 een boete oplegt, omdat de zogeheten verzuimenreeks is afgeschaft. Het hof verlaagt wel de boete van € 4.920 naar € 369, omdat bij de boeteoplegging rekening moet worden gehouden met de financiële omstandigheden van de man.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 11-08-2020
In de Wet op de omzetbelasting is bepaald dat wie op een factuur omzetbelasting vermeldt, die hij op grond van andere wetsbepalingen niet verschuldigd is, de op de factuur vermelde belasting verschuldigd wordt. De wetsbepaling is gebaseerd op de btw-richtlijn. Volgens de btw-richtlijn is de belasting verschuldigd door degene die de belasting op de factuur vermeldt.
Om een einde te maken aan geschillen over de nakoming van de verplichtingen uit een overeenkomst tot levering van een IT-platform en het verrichten van bijbehorende diensten sloten partijen een vaststellingsovereenkomst. Met het sluiten van de vaststellingsovereenkomst was de oorspronkelijke overeenkomst ontbonden. De leverancier moest op grond van de vaststellingsovereenkomst aan de opdrachtgever € 6,9 miljoen betalen. Dat bedrag bestond uit terugbetaling van € 4,4 miljoen inclusief btw aan voldane vergoedingen en uit een schadevergoeding van € 2,5 miljoen. De leverancier heeft een creditfactuur uitgereikt, waarin omzetbelasting is opgenomen in de terugbetaling en de schadevergoeding.
De Belastingdienst legde een naheffingsaanslag omzetbelasting op aan de opdrachtgever voor in de schadevergoeding begrepen omzetbelasting. Volgens de Belastingdienst was de opdrachtgever deze omzetbelasting verschuldigd omdat hij als de opsteller van de factuur moest worden beschouwd. De rechtbank deelt deze opvatting niet. In de vaststellingsovereenkomst is geen bepaling opgenomen over het uitreiken van een factuur. De Belastingdienst heeft niet aannemelijk gemaakt dat de opdrachtgever wilde dat voor de schadevergoeding een factuur zou worden uitgereikt en dat hij het opmaken van die factuur zou hebben gedelegeerd aan de leverancier. Dat kan ook niet uit de ontvangst van de factuur worden afgeleid. De leverancier heeft op eigen initiatief de factuur opgesteld en uitgereikt. De rechtbank heeft de naheffingsaanslag vernietigd.
De werkgever is verplicht uiterlijk een maand voor het einde van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met een duur van zes maanden of langer schriftelijk te laten weten of hij de arbeidsovereenkomst daarna wil voortzetten en zo ja, onder welke voorwaarden. Het schriftelijkheidsvereiste van deze aanzegverplichting is van dwingend recht. Dat betekent dat daarvan niet mag worden afgeweken. Een werkgever, die mondeling heeft medegedeeld de arbeidsovereenkomst te willen verlengen, voldoet daarmee niet aan de aanzegverplichting.
De werkgever, die de aanzegverplichting in het geheel niet is nagekomen, is aan de werknemer een vergoeding verschuldigd ter grootte van een maandloon. Ingeval te laat is aangezegd, is de werkgever een vergoeding naar rato verschuldigd.
De arbeidsovereenkomst van een werknemer had een duur van zes maanden en liep tot 1 mei 2020. De arbeidsovereenkomst is per 1 mei 2020 voortgezet. Volgens de werkgever waren partijen al op 30 maart 2020 mondeling een verlenging per 1 mei 2020 overeengekomen. De werknemer heeft na 1 mei meerdere dagen gewerkt. Op 6 en 9 mei 2020 heeft de werkgever de werknemer gevraagd om een brief gedateerd 29 april 2020 te ondertekenen. In die brief bevestigde de werkgever dat hij de arbeidsovereenkomst per 1 mei 2020 op gelijke voorwaarden wenste voort te zetten voor de duur van drie maanden. Nadat de werknemer heeft geweigerd de brief te ondertekenen, heeft de werkgever hem naar huis gestuurd. De werkgever voerde aan dat hij, weliswaar te laat, aan de aanzegverplichting heeft voldaan door de werknemer op 29 april 2020 een brief te overhandigen waarin hij bevestigt de arbeidsovereenkomst per 1 mei 2020 op gelijke voorwaarden te willen voortzetten. De werknemer ontkende de brief op 29 april te hebben ontvangen. Volgens de werknemer is de brief hem pas op 6 mei 2020 overhandigd. De kantonrechter heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van de aanzegvergoeding, ter grootte van een maandsalaris.
In een arrest uit 2017 over de heffing van bpm bij invoer van een gebruikte kampeerauto heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de afschrijving op een kampeerauto veel lager is dan op een gesloten bestelauto. Dat wordt mede veroorzaakt door het beperkte gebruik dat doorgaans van een kampeerauto wordt gemaakt.
Onder verwijzing naar dit arrest heeft Hof Den Bosch geoordeeld dat de Belastingdienst terecht een naheffingsaanslag bpm heeft opgelegd in een geval waarin de afschrijving van een gebruikte kampeerauto in de aangifte bpm was vastgesteld overeenkomstig die van de bestelauto waarop de kampeerauto was gebaseerd.
Omzetbelasting wordt berekend over de vergoeding. Dat is het totale bedrag dat voor een levering of een dienst in rekening wordt gebracht. Tot de vergoeding behoren niet de ten behoeve van de afnemer betaalde uitschotten van belastingen en heffingen. Dat betekent dat over deze voor de afnemer betaalde bedragen geen omzetbelasting behoeft te worden berekend. De bewijslast dat sprake is van een uitsluiting van de vergoeding rust op de ondernemer die zich daarop beroept.
Zuiveringsheffing is een belasting die waterschappen in rekening brengen voor de afvoer van water. In de Waterschapswet is bepaald dat de aanslag zuiveringsheffing wordt opgelegd aan degene die een woon- of bedrijfsruimte voor volgtijdig gebruik ter beschikking stelt. De wet geeft deze persoon de bevoegdheid om de heffing te verhalen op degene aan wie de ruimte ter beschikking is gesteld. Deze verhaalsmogelijkheid geldt onder andere voor exploitanten van recreatieparken.
In een procedure was in geschil of de doorbelasting van zuiveringsheffing door een exploitant van een aantal recreatieparken was uitgezonderd van de vergoeding voor de berekening van de omzetbelasting. De exploitant vermeldde de zuiveringsheffing als aparte post op zijn facturen. In de overeenkomsten met de parkrecreanten was afgesproken dat de zuiveringsheffing voor hun rekening kwam. De exploitant berekende de doorbelasting op een andere manier dan het waterschap
Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden was door de afwijkende berekeningsmethodiek geen sprake van verhaal van de zuiveringsheffing als zodanig. Het zou moeten gaan om het aandeel dat de parkrecreant, als de aanslag aan hem zou zijn opgelegd, had moeten betalen. Aan die voorwaarde is niet voldaan. De exploitant had over de doorberekening van zuiveringsheffing omzetbelasting in rekening moeten brengen.
De Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) is de opvolger van de Tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 (TOGS). De TVL heeft dezelfde doelgroep als de TOGS. Voorwaarde voor de TVL is een omzetverlies van 30% of meer en een bedrag aan vaste lasten van ten minste € 4.000. Het omzetverlies wordt bepaald door de omzet in de subsidieperiode te vergelijken met dezelfde periode in 2019. De TVL compenseert maximaal 50% van de vaste lasten en bedraagt minimaal € 1.000 en maximaal € 50.000.
Volgens de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (www.rvo.nl) kunnen intermediairs vanaf 1 september 2020 een aanvraag voor de TVL indienen voor ondernemers. De ondernemer moet zijn intermediair wel machtigen met behulp van eHerkenning. Aanvragen van de TVL gaat digitaal via mijn.rvo.nl. Dit kan tot en met 30 oktober 2020 17.00 uur. Voor de aanvraag is eHerkenning niveau 1 (of hoger) of DigiD nodig.
Diensten
Ons kantoor
Online producten
Contact
3771 AJ Barneveld
Tel: (0342) 46 25 25
info@burgersaccountants.nl