Staatssecretaris Vijlbrief heeft laten weten met een ander voorstel voor box 3-heffing voor spaarders te komen. Naar verwachting wordt dit op Prinsjesdag aan geboden aan de Tweede Kamer. Het oorspronkelijke voorstel kwam weliswaar spaarders tegemoet, maar benadeelde andere belastingplichtigen in box 3.
De ministerraad heeft ingestemd met het voorstel van staatssecretaris Vijlbrief. Voor een groot deel van de spaarders en de kleine beleggers wordt gewerkt aan een voorstel binnen het huidige box 3-stelsel. Zo kunnen zij op korte termijn tegemoet worden gekomen.
Vorig jaar september zijn de contouren voor een hervorming van het box 3-stelsel gepresenteerd. Daarmee zouden spaarders worden ontzien. Maar voor mensen waarvan het vermogen in box 3 voor een relatief klein deel uit spaargeld bestaat, zou de belastingdruk juist stijgen ten opzichte van nu. Bijvoorbeeld de relatief kleine beleggers die defensief beleggen en daardoor gemiddeld genomen lagere beleggingsrendementen halen.
Er zijn veel reacties op het voorstel binnengekomen, van individuele burgers tot brancheorganisaties en de AFM. Daarin is gewezen op het risico dat kleine beleggers zich gedwongen kunnen gaan voelen om in zeer risicovolle beleggingen te stappen. Dit vindt het kabinet onwenselijk. Daarom worden de ideeën zoals vorig jaar aangekondigd niet uitgewerkt in een wetsvoorstel.
Er wordt gewerkt aan een nieuw voorstel binnen het huidige box 3-stelsel om de meeste spaarders en de kleine beleggers tegemoet te komen. Deze oplossing kon niet worden gevonden binnen het vorig jaar gepresenteerde voorstel.
In de brief laat de staatsecretaris ook weten na de zomerperiode met een reactie op het deskundigenadvies inzake de vermogensrendementsheffing in de jaren 2013-2016 te komen. Zijn voorlopige conclusie op basis van het deskundigenadvies en een notitie van het CPB (Rendementen op spaargeld en staatsobligaties 2013-2016 van maart 2020) is dat hieruit geen eenduidig beeld naar voren komt of, en zo ja in hoeverre er in de jaren 2013-2016 sprake was van een schending van art. 1 van het Eerste Protocol (EP) bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en fundamentele vrijheden (EVRM) en welke gevolgen daaraan moeten worden verbonden.
Bron: MvF 26-06-2020, Kamerbrief

Tijdens leegstand van een onroerende zaak die is bestemd voor verhuur, moet de eigenaar ook kosten maken om de zaak in goede staat te houden. Bestaat de mogelijkheid dat de verhuurder het pand na de leegstand belast verhuurt? Dan is de btw op de instandhoudingskosten aftrekbaar.
Een bv is eigenaar van een pand dat is te gebruiken als kantoorruimte. De bv biedt dit pand te huur aan. Van 1 januari 2008 tot en met 31 juli 2009 staat het pand leeg. De bv wil dat het pand in goede staat blijft en maakt daarom kosten voor instandhouding van het pand. Zij trekt de btw over deze kosten af. De bv vindt voor de periode van 1 augustus 2009 tot 19 december 2011 een huurder voor een deel van het pand. Deze huurder is een gemeente en de huur vindt daarom vrijgesteld van btw plaats. De inspecteur legt aan de bv een naheffingsaanslag btw op omdat hij meent dat de bv de voorbelasting over de instandhoudingskosten niet had mogen aftrekken. De bv tekent vervolgens beroep aan tegen de naheffingsaanslagen.
Uit oudere rechtspraak blijkt dat een ondernemer de prestaties, die hij afneemt om een bedrijfsmiddel in stand te houden, gebruikt voor zijn bedrijf. Dit is niet anders als dat bedrijfsmiddel tijdelijk niet in gebruik is. Heeft de ondernemer het voornemen om een leegstaand pand later btw-belast te gaan verhuren? Dan is de btw op de instandhoudingskosten gewoon aftrekbaar. Lastiger wordt het als na de leegstand btw-vrijgestelde huur plaatsvindt.
Volgens de Hoge Raad is de verhuur van onroerende zaken in principe vrijgesteld van btw. Een uitzondering geldt als de huurder en verhuurder opteren voor belaste verhuur. Partijen moeten dan in een schriftelijke verhuurovereenkomst kiezen voor belaste verhuur of een gezamenlijk verzoek indienen bij de Belastingdienst. Door deze regeling is pas bij het vinden van een huurder duidelijk of sprake is van belaste of btw-vrijgestelde verhuur als het te verhuren pand geschikt is voor zowel belaste als vrijgestelde verhuur. In deze zaak is dit het geval. Dan moet men volgens de Hoge Raad aannemen dat de ondernemer het voornemen heeft om het pand eventueel btw-belast te verhuren. Onder deze omstandigheid is de btw op de instandhoudingskosten aftrekbaar.
Bron: Hoge Raad 26-06-2020

Het kabinet wil dat Nederland in 2030 het ambitieuze reductiedoel van 49% CO2-reductie haalt maar wel zo dat de transitie voor iedereen haalbaar en betaalbaar moet zijn. Ook voor ondernemers in het MKB.
De afgelopen maanden is door het kabinet samen met MKB-Nederland in kaart gebracht wat de afspraken uit het Klimaatakkoord betekenen voor het MKB. Uit deze impacttoets blijkt dat het MKB een grote bijdrage kan en wil leveren aan de transitie, maar dat het MKB daarbij wel goede ondersteuning nodig heeft. Door de coronacrisis is het bovendien voor MKB-ondernemers lastiger om op korte termijn te investeren in verduurzaming.
Een van de belangrijkste zorgen van ondernemers die willen verduurzamen is de financierbaarheid van de benodigde investeringen. De verduurzaming van hun gebouw of hun wagenpark vergt vaak aanzienlijke bedragen die ondernemers niet zomaar zelf op tafel kunnen leggen. En als zij die middelen wel kunnen vrijmaken, vragen de primaire bedrijfsactiviteiten minstens evenveel financiële aandacht.
Voor lopende initiatieven gaat het ministerie van Economische Zaken en Klimaat kijken of ze kunnen helpen bij de financiering voor het MKB. Het gaat dan om Invest-NL waarin het doel klimaatfinanciering en de doelgroep MKB samenkomen. Ook wordt bezien of en hoe middelen in het kader van eventuele herstelfondsen hier bij passen. De verduurzaming in het MKB, waarvoor dertig jaar de tijd is, biedt op termijn ook bedrijfseconomische kansen. Voldoende financieringsmogelijkheden is dan een voorwaarde die moet worden ingevuld.
Verder gaat het ministerie ondernemers helpen beter inzicht te krijgen in wat het Klimaatakkoord van hen vraagt. Hiervoor wordt onder andere een digitale tool ontwikkeld die inzicht geeft in het specifieke handelingsperspectief van een ondernemer, zodat snel duidelijk is wat in zijn of haar situatie mogelijke en haalbare maatregelen zijn en welke ondersteuning daarbij door de overheid wordt geboden. Ook worden ondernemers met een MKB-voucher ondersteund bij het inwinnen van extern advies over het volledige potentieel aan CO2-reductiemaatregelen die haalbaar en verstandig zijn voor hun bedrijf.
Bron: Min. EZK en MKB-Nederland, 26-06-2020

Sinds 25 juni 2020 is het mogelijk om met een formulier online verlenging van bijzonder uitstel van betaling aan te vragen.
Vanaf 16 maart hebben ondernemers de mogelijkheid bijzonder uitstel van betaling aan te vragen voor verschillende belastingen als hun bedrijf door de coronacrisis in betalingsproblemen is gekomen. In de schriftelijke ontvangstbevestiging staat de einddatum van het bijzonder uitstel.
Inmiddels is het bijzonder uitstel van drie maanden afgelopen of loopt dit binnenkort af. De Belastingdienst stuurt een brief met de melding dat het bijzonder uitstel afloopt.
Als langer uitstel van betaling nodig is kan de ondernemer via het online formulier een verzoek om verlenging doen. Is het bedrag waarvoor om uitstel wordt verzocht hoger als € 20.000, dan moet extra informatie met het online formulier worden meegestuurd.
Schriftelijke verzoeken die de Belastingdienst in de afgelopen weken heeft ontvangen met de benodigde verklaring en eventuele stukken, worden direct behandeld. Opnieuw verlenging van bijzonder uitstel aanvragen is niet nodig.
Als een aangiftebelasting niet, niet volledig of niet op tijd is betaald, kan een betaalverzuimboete worden opgelegd. De boete wordt door de Belastingdienst (zonder daar tegen bezwaar aan te tekenen) vernietigd als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

Er is bijzonder uitstel van betaling aangevraagd en gekregen voor een naheffingsaanslag met een betaalverzuimboete omdat de aangifte niet is betaald.
Het gaat om een boete voor de periode waarin het versoepelde uitstelbeleid geldt. Concreet: een boete voor het tijdvak februari 2020 of later.

Bron: Belastingdienst, 25-06-2020

Op 24 juni is in de Tweede Kamer gedebatteerd over het noodpakket banen en economie. Volgens minister Koolmees onderzoekt het kabinet of een vorm van deeltijd-ww mogelijk is. Maar vooral uitvoeringstechnisch zitten hier nog haken en ogen aan.
Koolmees beloofde zo snel mogelijk na het zomerreces de Kamer te informeren.
De bewindsman gaf ook nog de cijfers door. Ondertussen hebben 138.500 bedrijven subsidie gekregen. Volgens een raming zijn dat circa 2,5 miljoen werknemers. Er is tot 12 juni een voorschot van € 6,2 miljard verstrekt. Een heel groot deel gaat naar hele kleine bedrijven. Meer dan 90% van het aantal bedrijven zijn kleine mkb-bedrijven. In totaal, als ook de tweede en de derde termijnbetaling zijn gedaan, verwacht het kabinet nu dat er voor € 9,8 miljard aan subsidie is verstrekt in het eerste tijdvak maart, april en mei.
TOFA
Koolmees is niet van plan om de TOFA te verlengen. De TOFA is een aanvulling op de bestaande sociale zekerheid. Het is een nieuwe regeling die ernaast is gezet vanwege de bijzondere economische omstandigheden. De duur van de TOFA sluit daarbij aan. De minimale WW-duur is drie maanden. Het zou ook wel oneerlijk zijn om iemand met TOFA een langere uitkering te geven dan iemand die WW heeft aangevraagd. Bovendien wordt bij een langere openstelling van de TOFA het risico van fraude en oneigenlijk gebruik nog groter.
Grensstreek
Staatssecretaris Van Ark ging in op vragen over de situatie van mensen in de grensstreek. Ze benadrukte dat de Tozo, geënt op de Participatiewet, een regeling is die voortkomt uit de Europese regeling dat elk land ervoor moet zorgen dat wordt voorzien in het levensonderhoud van mensen die rechtens in dat land verblijven als zij dat zelf niet kunnen. Zij wil de Kamer voor 1 juli informeren over de gesprekken die lopen met België en Duitsland over de hiaten in de regelgeving.
Bron: TK 24-06-2020

De tweede tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW 2.0) is gepubliceerd in de Staatscourant. De aanvraagperiode voor subsidie loopt van 6 juli tot en met 31 augustus 2020.
Ten opzichte van de eerste tijdelijke noodmaatregel zijn er een aantal wijzigingen.
Omzet
De laatste wijziging van de NOW 1.0 maakt het mogelijk dat bedrijven, die geconfronteerd zijn met een overgang van de onderneming na 1 januari 2019, de omzetbepaling voor startende ondernemingen hanteren vanaf de datum van de overgang. In de NOW 1.0 was het echter mogelijk dat door het afstoten/verkopen van onderdelen of activiteiten de omzet van een bedrijf werd vertekend en als gevolg hiervan een hogere NOW ontvangen werd. In het geval dat het gaat om het afstoten van onderdelen geldt bij de NOW 2.0 niet dat de referentieomzet een kwart van de omzet in 2019 is, maar wordt de omzet voor de referentieperiode bepaald door de omzet van de hele kalendermaanden vanaf het moment van het afstoten van het laatste onderdeel of activiteit tot 29 februari 2020.
Ook is geregeld dat voor de bepaling van de groepssamenstelling de samenstelling op 1 juni 2020 bepalend is. In de regeling NOW 1.0 gold nog dat de groepssamenstelling geldt zoals deze op 1 maart 2020 bestond. Verschuiving naar 1 juni 2020 zorgt er voor dat de groepssamenstelling voor de NOW 2.0 nauwkeuriger is en dus beter het doel van de regeling benadert. Hierbij wordt dan ook geregeld dat bij de verdere controle van de omzet wordt uitgegaan van de laatste voor 1 juni 2020 vastgestelde jaarrekening. Hierdoor wordt het peilmoment hetzelfde.
Bonussen
Het uitkeren van dividend en bonussen over 2020, waarover in de regel in de jaarvergadering van 2021 wordt beslist, is niet toegestaan. De voorwaarde ziet niet op dividend, bonussen en aandelen over 2019, die pas in 2020 tot uitbetaling zullen leiden aangezien de beslissingen daarover al genomen zijn.
Dit betekent dat bedrijven die al NOW 1.0 subsidie hebben gekregen en die nu ook een aanvraag indienen voor NOW 2.0 zich aan deze verplichting dienen te houden. Alle dividend- en winstuitkeringen aan aandeelhouders en derden mogen in dat geval niet plaatsvinden. Dit geldt ook voor dividenduitkeringen aan aandeelhouders als de Staat en overheden.
Hierbij is het niet relevant of er sprake is van een Nederlandse onderneming of van een internationale onderneming. Indien een werkgever subsidie aanvraagt, dient hij zich aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen te houden. De verplichting om geen bonussen te verstrekken zal beperkt worden tot de bonussen en winstdelingen die worden uitgekeerd aan het bestuur en de directie.
Ontslag
Het kabinet heeft besloten dat de hoogte van de correctie op het subsidiebedrag als gevolg van bedrijfseconomisch ontslag (de ontslagboete) zal worden aangepast. Bij de afrekening zal de subsidie in de gevallen dat de werkgever bij UWV een ontslagaanvraag om bedrijfseconomische redenen heeft ingediend niet langer voor 150%, maar voor 100% worden gecorrigeerd met de hoogte van de loonsom(men) van de werknemer(s) voor wie ontslag is aangevraagd. Het gaat hierbij om ontslagaanvragen om bedrijfseconomische redenen die in de periode van 1 juni 2020 tot en met 30 september 2020, de periode waarop de loonkostensubsidie ziet en waarbinnen werkgelegenheid zo veel mogelijk behouden moet blijven, bij UWV zijn ingediend en niet tijdig, binnen vijf werkdagen, zijn ingetrokken.
Scholing
Een nieuwe verplichting die is gericht op het voorkomen van werkloosheid betreft de verplichting voor de werkgever om zijn werknemers te stimuleren een ontwikkeladvies aan te vragen of deel te nemen aan scholing.
Deze regeling treedt in werking met ingang van 26 juni 2020.
Bron: Min. SZW 22-06-2020

Meer jongeren tot 25 jaar doen een beroep op een werkloosheidsuitkering. Het aantal WW-uitkeringen steeg de afgelopen drie maanden met bijna 61 duizend uitkeringen. In mei nam het aantal uitkeringen toe met 9 duizend. Dat is minder hoog dan april toen er 42 duizend WW-uitkeringen zijn toegekend.
In totaal nam de WW afgelopen drie maanden toe van 240.000 naar 301.000 uitkeringen.
Eind mei verstrekte UWV 31.100 uitkeringen aan jongeren. Eind februari ging het nog om 10.800 uitkeringen. Vooral in de maanden maart en april steeg de WW onder jongeren. Het aantal WW-uitkeringen nam in maart toe met 45% en in april met 81%. In mei was de stijging nog eens 10%. Relatief veel jongeren die in de afgelopen maanden hun baan kwijtraakten, werkten als uitzendkracht, in de horeca of detailhandel.
De WW nam in mei het sterkst toe bij de horeca en catering (+12,1%), in de schoonmaakbranche (+7%), detailhandel (+6,4%) en bij de uitzendbedrijven (+6,3%). Er zijn ook sectoren waar het aantal WW-uitkeringen juist af nam ten opzichte van april. Dat geldt bijvoorbeeld voor landbouw (-8,5%), en de bouw (-4,2%). Dit is een seizoenseffect.
Bron: UWV.nl, 18-06-2020

Een eerste stap voor een dga om te voorkomen dat de fiscus hem belast voor een hoog gebruikelijk loon, is het tijdig indienen van zijn aangifte. Door aan zijn aangifteplicht te voldoen, loopt hij niet tegen een omkering van de bewijslast aan. Natuurlijk is het nog beter als de dga het fictief loon dat hem voor ogen staat kan beargumenteren.
Een man houdt alle aandelen in een bv die een accountantspraktijk drijft. De man voert de werkzaamheden van de bv uit. De Belastingdienst maant deze dga diverse malen aan om zijn aangiftes inkomstenbelasting over de jaren 2010 tot en met 2014 in te dienen. Maar de dga geeft daar geen gehoor aan. Daarom legt de inspecteur hem ambtshalve aanslagen op. De man gaat vervolgens in bezwaar door alsnog aangiftes in te dienen. Hoewel de inspecteur de bezwaarschriften afwijst vanwege termijnoverschrijding, merkt hij ze wel aan als verzoeken om ambtshalve verminderingen. De fiscus verlaagt dan ook de aanslagen. Maar de dga vindt dat na deze ambtshalve vermindering het gebruikelijk loon nog te hoog is. Bovendien heeft de fiscus verzuimboetes opgelegd en in stand gelaten. De dga start daarom een beroepsprocedure.
De man begint echter met een achterstand. Hij heeft immers zijn aangifteplicht verzaakt, zodat sprake is van een omkering van de bewijslast. De dga neemt alleen stellingen in en levert geen bewijs aan. De Belastingdienst onderbouwt zijn berekening van het gebruikelijk loon wel. Het gebruikelijk loon is gebaseerd op gegevens die de dga zelf heeft aangeleverd. Daarnaast maakt de fiscus aannemelijk dat de bv voldoende financiële ruimte heeft om het loon te kunnen betalen. Hof Den Bosch verklaart het hoger beroep van de man dan ook ongegrond.
Bron: Hof Den Bosch 19-06-2020

Volgens werkgeversorganisaties is het nodig dat de arbeidsvoorwaarden van bedrijven en bedrijfstakken aan de nieuwe werkelijkheid worden getoetst. Gezonde bedrijven en maximale werkgelegenheid op de lange termijn moeten de doelstellingen zijn van het arbeidsvoorwaardenoverleg.
Voor bedrijven die negatieve gevolgen ondervinden van de coronacrisis kan dat betekenen dat loonsverhogingen niet kunnen worden doorgevoerd. Ook afspraken rond bijvoorbeeld roosters, reistijden en reiskosten bij thuiswerken moeten kritisch worden bekeken als de veranderde situatie in bedrijven en de zeer onzekere economische situatie dit vraagt.
Volgens de gezamenlijke werkgevers zal de focus bij de meeste bedrijven in de krimpeconomie en de economische onzekerheid van de komende tijd liggen op kostenbeheersing, aangezien ze fors hebben ingeteerd op hun reserves. Ook bij nieuw af te sluiten cao’s is het daarom verstandig vaste loonstijgingen te beperken. Waar wel loonruimte lijkt te bestaan, is het verstandig voorwaardelijke en resultaatafhankelijke afspraken te maken, zodat dit beter kan meebewegen met de economie.
De werkgevers pleiten er voor om vooral niet alleen over kosten en lonen te praten, maar vooral ook geld vrij te spelen voor investeringsdoelen om het bedrijf sterk te houden op lange termijn.
Bron: AWVN.nl, 17-06-2020

Het wetsvoorstel excessief lenen bij de eigen vennootschap is ingediend bij de Tweede Kamer. Staatssecretaris Vijlbrief heeft eerder al aangegeven dat het in werking treden van de Wet excessief lenen wordt uitgesteld naar 2023.
Zoals al eerder is aangegeven wordt, als de totale som van de relevante schulden meer dan € 500.000 bedraagt, dat meerdere op grond van de voorgestelde maatregel als inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking genomen. Dit bovenmatige deel van de schulden wordt vastgesteld aan het einde van het kalenderjaar en wordt als fictief regulier voordeel voor dat kalenderjaar in aanmerking genomen. Met de maatregel wordt voor de belastingheffing – in de structurele situatie – aangesloten bij het jaar waarin de belastingplichtige ab-houder of de met hem verbonden personen feitelijk over de gelden beschikken. Hiermee wordt de belastingheffing vervroegd, waardoor belastinguitstel en -afstel wordt voorkomen. De voorgestelde maatregel heeft alleen gevolgen voor de bepaling van het inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) van de inkomstenbelasting.
Voorgesteld wordt de ab-houder niet individueel maar met zijn partner gezamenlijk in de heffing te betrekken voor hun schulden boven de € 500.000 aan de vennootschap waarin een aanmerkelijk belang wordt gehouden. De voorgestelde maatregel is ook van toepassing op schulden die met de ab-houder verbonden personen hebben aan de vennootschap van de ab-houder.
De wet treedt per 1 januari 2023 in werking. Als peildatum geldt 31 december, waardoor het op basis van de op 31 december 2023 aanwezige schulden berekende fictief reguliere voordeel als inkomen uit aanmerkelijk belang in de heffing wordt betrokken. Ab-houders die sinds de aankondiging in 2018 hun schuld nog niet hebben teruggebracht tot € 500.000 en waarvoor het gedurende deze crisistijd lastig kan zijn om hun schuld aan hun vennootschap verder af te lossen worden op deze wijze tegemoetgekomen.
Bron: MvF 17-06-2020