Als een bestuurder aansprakelijkstelling door de fiscus wil voorkomen, is hij met het doen van een tijdige melding van betalingsonmacht op de goede weg. Heeft hij echter de bv eerst leeggehaald, dan zal zelfs zo’n melding hem weinig baten. De Belastingdienst kan dan vaak aannemelijk maken dat de betalingsonmacht het gevolg is van onbehoorlijk bestuur.
Echtgenoten besturen samen een holding. De man bezit alle aandelen in deze holding. Daardoor heeft hij indirect een 100% belang in een tussenhoudstervennootschap en een kleindochtervennootschap. De tussenhoudster betaalt in de periode van maart 2014 tot en met augustus 2018 niet alle verschuldigde loonheffingen. De Belastingdienst legt haar daarom naheffingsaanslagen loonheffingen en bestuurlijke boeten op. De tussenhoudster kan deze bedragen niet betalen, waarop de ontvanger het echtpaar aansprakelijk stelt. De echtgenoten zijn immers indirect de bestuurders van de tussenhoudstervennootschap.
Het echtpaar gaat in beroep tegen de aansprakelijkstelling. De echtgenoten beweren al in 2009 een melding van betalingsonmacht te hebben ingediend. Volgens hen heeft deze melding een doorlopende werking. Rechtbank Den Haag vindt deze stelling aannemelijk. Maar dat betekent nog niet het einde van de aansprakelijkstelling. De ontvanger mag namelijk proberen aannemelijk te maken dat de betalingsonmacht voortvloeit uit onbehoorlijk bestuur van het echtpaar. De ontvanger slaagt hierin. Hij wijst erop dat de tussenhoudster de man een managementvergoeding heeft toegekend van € 160.000. Op dat moment waren haar resultaten al jaren erg laag. Daarnaast boekte de tussenhoudster diverse bedragen over naar de rekeningen van het echtpaar. De echtgenoten hebben daarmee niet gehandeld als redelijk denkende bestuurders. De rechtbank laat daarom de aansprakelijkstelling in stand.
Bron: Rb. Den Haag 23-04-2020

De coronacrisis is voor veel werknemers een flinke uitdaging. Daarom heeft werkgeversorganisatie AWVN een handreiking ontwikkeld met veel tips die werkgevers helpen om ziekteverzuim door psychische klachten te verminderen of zelfs te voorkomen.
De handreiking ‘Preventie verzuim bij psychische klachten’ – ontstaan vanuit de praktijk van werkgevers en deskundigen – biedt werkgevers informatie en tips om te voorkomen dat medewerkers uitvallen met psychische klachten. Het instrument zal steeds aangevuld worden met nieuwe inzichten.
Het ministerie van SZW is betrokken bij deze projecten om werkgevers te ondersteunen die mensen met een psychische kwetsbaarheid werk bieden. Over deze handreiking zegt staatssecretaris Van Ark: ‘Veel werknemers met psychische kwetsbaarheid worden door de coronacrisis extra geraakt. Zij hebben er last van dat sociaal contact met collega’s en de structuur die werken biedt weg is. Ook andere werknemers die nu alleen nog thuis of helemaal niet kunnen werken of voor wie de werkdruk juist erg is toegenomen, kunnen uitvallen met psychische klachten. Hopelijk helpt de handreiking van AWVN vol praktische tips werkgevers in hun contact met mensen die hier tegenaan lopen.’
Bron: awvn.nl,14-05-2020

Als een huurder niet meer de volledige huur kan betalen, draagt hij soms zijn inventaris of een ander bedrijfsmiddel over aan de verhuurder. Vervolgens vindt dan een verrekening plaats met de huurschuld. In dit soort situaties mag de verhuurder geen btw terugvragen over het verrekende deel.
Een bv verhuurt een onroerende zaak aan een andere vennootschap. Daarbij is sprake van belaste verhuur voor de omzetbelasting. Vanaf begin 2016 betaalt de huurder de termijnen niet meer volledig. Uiteindelijk loopt zijn huurachterstand op tot € 171.000 inclusief btw. De verhuurder besluit daarom om de huurovereenkomst bij rechterlijk vonnis te laten ontbinden. Op 31 mei 2017 is deze ontbinding een feit. De huurder berust in de ontbinding. Verder belooft hij bij de ontruiming zijn inventaris achter te laten en te verkopen aan de verhuurder. De verhuurder verrekent de waarde van de inventaris met zijn vordering op de huurder. De verhuurder ziet deze verrekening echter niet als een betaling voor de omzetbelasting. Integendeel, hij meent dat hij nog steeds de btw over het gehele bedrag van € 171.000 kan terugvragen.
De inspecteur vindt dat de verhuurder geen btw kan terugvragen. Door zijn inventaris over te dragen, heeft de debiteur zijn huurschuld in natura voldaan. Er heeft immers een verrekening plaatsgevonden. De verhuurder stelt echter dat de verhuurvordering en de koopprijs van de inventaris los van elkaar staan. De vordering op de huurder staat nog steeds open, aldus de verhuurder. De rechtbank merkt de overdracht van de inventaris echter eveneens aan als het betalen van een vergoeding in natura. Zo’n betaling moet men in principe niet anders behandelen dan een betaling in geld. De verhuurder weet evenmin te bewijzen dat de overgenomen inventaris een waarde heeft van minder dan € 171.000. Nu geen sprake is van een onbetaalde factuur, krijgt de bv geen btw terug.
Bron: Rb. Den Haag 15-04-2020

Vanaf 25 mei tot in ieder geval 1 september hoeft er geen btw op mondkapjes te worden betaald. Dit geldt voor alle typen mondkapjes (zowel medisch als niet-medisch) en voor alle verkopen. Ook mogen werkgevers mondkapjes onbelast vergoeden aan hun werknemers.
Het is per 1 juni verplicht een niet-medisch mondkapje te dragen in het OV. Door het nultarief toe te passen in plaats van een vrijstelling, behouden verkopers het recht op aftrek van voorbelasting. Ondernemers kunnen de btw die zij bij aanschaf betalen, nog wel verrekenen in de btw-aangifte. Dit blijkt uit een brief van staatssecretaris Vijlbrief van Financiën aan de Tweede Kamer. Regelgeving hierover volgt nog.
Op de site van de Belastingdienst staat dat werkgevers de kosten van mondkapjes van hun werknemers onbelast mogen vergoeden. Het gaat hier om een gerichte vrijstelling. Deze kosten horen tot de werkelijke kosten van het openbaar vervoer, omdat werknemers niet zonder mondkapje met het openbaar vervoer mogen reizen.
Bron: MvF 13-5-2020 en Belastingdienst.nl

UWV verwacht dat het aantal banen in 2020 zal dalen, ondanks de steunmaatregelen van de overheid en de aangekondigde versoepeling van de coronamaatregelen. Vooral de uitzendbranche, reisbureaus, horeca, cultuur, sport & recreatie, sierteelt en luchtvaart kunnen te maken krijgen met een zeer forse banenkrimp.
De grootste banenkrimp wordt verwacht in de zakelijke dienstverlening (uitzendbranche en reisbureaus), horeca, cultuur, sport & recreatie, sierteelt en luchtvaart. Ook andere sectoren moeten rekening houden met een groot verlies aan banen in 2020. Het gaat om de metaal en technologische industrie, detailhandel non-food, autohandel, personenvervoer over land en overige dienstverlening (waaronder kappers). In totaal werkt zo’n 32% van de werknemers in een sector die te maken heeft met (zeer) grote krimp. Het gaat dan om 2,4 miljoen werknemers.
Bron: UWV.nl, 7-5-2020

Rechtbank Gelderland oordeelt dat een aandelenfusie die tot doel heeft het uitstellen van inkomstenbelasting in strijd komt met doel en strekking van de Fusierichtlijn.
Een aandeelhouder heeft begin 2018 100% van de aandelen in A holding bv. De holding heeft een 100%-belang in vier vennootschappen. Twee van die vennootschappen zijn onroerendezaaklichamen. In verband met een voorgenomen verkoop van de holding en de vennootschappen kan de aandeelhouder de deelnemingen apart te verkopen. In dat geval zou overdrachtsbelasting verschuldigd zijn. Verkoopt de aandeelhouder de aandelen in A holding bv dan is geen overdrachtsbelasting verschuldigd, maar wel ab-heffing. Om beide heffingen uit te stellen wil de aandeelhouder een aandelenruil (aandelenfusie) toepassen. De aandeelhouder wil een nieuwe holding, B holding bv oprichten. Daarna wil hij zijn aandelen in de A holding bv ruilen tegen aandelen in de B holding bv, zodat A holding bv een deelneming wordt van B holding bv. De inspecteur weigert akkoord te gaan met deze aandelenfusie. Bij de rechter is het de vraag of de inspecteur terecht de aandelenfusie heeft geweigerd. De rechtbank is van mening dat het kunnen overdragen van de aandelen in A Holding bv zonder heffing van inkomstenbelasting bij de aandeelhouder en zonder heffing van overdrachtsbelasting de belangrijkste reden voor de aandelenfusie is. De aandelenfusie is niet noodzakelijk voor de overdracht van het concern. Een aandelenfusie puur en alleen voor het uitstellen van belastingheffing komt in strijd met doel en strekking van de Fusierichtlijn. De rechtbank oordeelt dat er geen zakelijke redenen zijn voor de aandelenfusie.
Bron: Rb. Gelderland 02-04-2020

Het ministerie van EZK verhoogt de subsidie aan het Ondernemersklankbord om ondernemers die door de coronacrisis in de problemen komen met professionele coaching gratis bij te staan.
Stichting Ondernemersklankbord (OKB) is een organisatie die al 40 jaar bestaat en werkt met zo’n 300 vrijwilligers, veelal oud-ondernemers, om mkb-ondernemers met coaching bij te staan. Dat gebeurt meestal door middel van trajecten van zes maanden, waarin ondernemers onbeperkt beroep kunnen doen op de expertise van het OKB. In deze coronatijd vormt het OKB in het verlengde van de Kamer van Koophandel (KVK) als het ware de tweedelijnszorg voor ondernemers: de KvK is het eerste loket voor informatie en advies; het OKB voor (verdere) coaching en advies.
Door deze aanpak worden jaarlijks ruim 1.000 ondernemers bijgestaan. Naar schatting weet ongeveer de helft van de betreffende ondernemers hun onderneming te herstellen.
Ondernemers kunnen zich via de website www.ondernemersklankbord.nl aanmelden door een formulier in te vullen. Binnen twee werkdagen wordt er dan contact opgenomen door het regionale team.
Bron: Min. EZK, 11-05-2020

De staatssecretaris van Financiën heeft een besluit gepubliceerd over een betaalpauze voor rente en aflossing van de eigenwoningschuld.
Om geldverstrekkers de mogelijkheid te bieden de aflossingsachterstanden, veroorzaakt door de coronacrisis op een andere wijze te laten inhalen dan wettelijk is voorgeschreven, zijn in een besluit goedkeuringen opgenomen waardoor de schuld een eigenwoningschuld blijft.
Betaalpauzes moeten aan de volgende drie voorwaarden voldoen om als eigenwoningschuld te worden aangemerkt:

De belastingplichtige heeft tussen 12 maart en 30 juni 2020 bij zijn geldverstrekker gemeld dat hij (dreigende) betalingsproblemen heeft door de uitbraak van het coronavirus;
De belastingplichtige en de geldverstrekker zijn als gevolg hiervan een betaalpauze overeengekomen, die uiterlijk op 1 juli 2020 ingaat, en die schriftelijk door de geldverstrekker wordt bevestigd; en
Deze betaalpauze heeft een looptijd van maximaal zes maanden.

Als de geldverstrekker een ander dan een aangewezen administratieplichtige is, gelden aanvullende voorwaarden.
Dit besluit geldt onder voorwaarden ook voor al vóór de publicatie van dit besluit overeengekomen betaalpauzes in verband met de uitbraak van het coronavirus. De goedkeuringen zijn gebaseerd op een redelijke wetstoepassing gegeven de bijzondere omstandigheden veroorzaakt door de coronacrisis. De betaalpauze kan ook fiscale gevolgen hebben voor het moment waarop de belastingplichtige de tijdens de betaalpauze verschuldigde, maar feitelijk niet-betaalde rente in aftrek kan brengen. Een eventuele schuld die een belastingplichtige aangaat voor het inhalen van de renteachterstand, is overigens altijd een box 3-schuld. Het besluit is met ingang van 9 mei 2020 in werking getreden.
Bron: MvF 06-05-2020

Het besluit noodmaatregelen coronacrisis is opnieuw uitgebracht. Het besluit van 22 april 2020 is daarmee geactualiseerd (zie het bericht Besluit fiscale tegemoetkomingen geactualiseerd). De al eerder aangekondigde fiscale coronareserve en de versoepelingen inzake het gebruikelijk loon, de werkkostenregeling en het urencriterium worden hiermee vastgelegd.
Termijn indienen teruggaaf EB en ODE (onderdeel 2.5)
De staatssecretaris keurt goed dat verzoeken om teruggaaf binnen dertien weken na 31 oktober 2020 kunnen worden gedaan. Deze goedkeuring geldt voor leveringen van aardgas en elektriciteit in het tweede kwartaal 2020 waarbij de EB en de ODE, alsmede de btw hierover, in een aanvullende factuur (of facturen) in rekening zijn gebracht en die factuur (of facturen) bij het verzoek om teruggaaf wordt overgelegd.
Gebruikelijk loon (onderdeel 6.3)
De staatssecretaris keurt onder voorwaarden goed dat het gebruikelijk loon over 2020 wordt bepaald volgens de navolgende berekeningen. Het gaat daarbij om de omzet exclusief de omzetbelasting.
Gebruikelijk loon 2020 = A x B/C
A = het gebruikelijk loon over 2019
B = de omzet over de eerste vier kalendermaanden van 2020
C = de omzet over de eerste vier kalendermaanden van 2019
Voor deze goedkeuring gelden de volgende drie voorwaarden:

De rekening-courantschuld of het dividend neemt niet toe als gevolg van het lagere gebruikelijk loon.
Als de ab-werknemer feitelijk meer loon heeft genoten dan volgt uit bovenstaande berekeningen, geldt dat hogere loon. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen als een bv voor de ab-werknemer gebruikmaakt van de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW). Een eventuele uitkering op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) vormt geen genoten loon uit de dienstbetrekking en heeft daarom geen gevolgen voor het gebruikelijk loon.
Deze goedkeuring geldt niet voor zover de omzet in het jaar 2019 of 2020 beïnvloed is door andere bijzondere oorzaken, zoals oprichting, staking, fusie, splitsing en bijzondere resultaten.

Deze goedkeuring kan meebrengen dat het loon van de ab-werknemer lager is dan € 46.000, 75% van het loon van de meest vergelijkbare dienstbetrekking of het loon van de meestverdienende werknemer (art. 12a Wet LB). Deze goedkeuring leidt uiteraard niet tot een hoger gebruikelijk loon en laat de wettelijke mogelijkheden onverlet om een lager gebruikelijk loon aannemelijk te maken.
Werkkostenregeling (onderdeel 6.4)
Zoals aangekondigd in de kamerbrief van 24 april 2020 wordt de vrije ruimte voor de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom per werkgever eenmalig en tijdelijk verhoogd naar 3% voor het jaar 2020. De staatssecretaris keurt het volgende goed:
Vooruitlopend op wijziging van art. 31a lid 3 Wet LB keurt de staatssecretaris goed dat voor het jaar 2020 in art. 31a lid 3 onderdeel a Wet LB ‘1,7%’ en ‘€ 6.800’ gelezen worden als ‘3%’ en ‘€ 12.000’.
Urencriterium (onderdeel 8.2)
De staatssecretaris vindt het onwenselijk en onrechtvaardig dat ondernemers puur als gevolg van de coronacrisis bepaalde ondernemersfaciliteiten verliezen. Daarom keurt de staatssecretaris het volgende goed:

Bij de beoordeling van de aannemelijkheid van het aantal in een kalenderjaar aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen bestede uren in het kader van het urencriterium worden ondernemers, in de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 mei 2020, geacht ten minste 24 uren per week aan de onderneming(en) te hebben besteed.

Ondernemers die seizoengebonden werkzaamheden verrichten en die normaliter in de periode van 1 maart tot en met 31 mei een piek hebben in het aantal uren dat ze besteden aan de onderneming, worden geacht een gelijk aantal uren te hebben besteed in dezelfde periode in 2020 als het aantal uren dat is besteed in de periode van 1 maart 2019 tot en met 31 mei 2019. De ondernemer kan in dat geval met behulp van de administratie van vorig jaar bepalen hoeveel uren hij aan de onderneming heeft besteed in de periode van 1 maart 2019 tot en met 31 mei 2019.
Ook startende ondernemers die arbeidsongeschikt zijn kunnen mogelijk door de coronacrisis minder of geen werkzaamheden voor hun onderneming verrichten. Daarom keurt hij het volgende goed:

Bij de beoordeling van de aannemelijkheid van het aantal in een kalenderjaar aan werkzaamheden voor een of meer ondernemingen bestede uren in het kader van de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid worden de betreffende ondernemers, voor de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 mei 2020, geacht ten minste 16 uren per week aan hun onderneming(en) te hebben besteed. De hiervoor genoemde goedkeuring voor ondernemers die seizoengebonden werkzaamheden verrichten is van overeenkomstige toepassing.

Fiscale reserve (onderdeel 8.3)
De coronacrisis kan negatieve gevolgen hebben voor de liquiditeitspositie van bedrijven die belastingplichtig zijn voor de Vpb en kan over het boekjaar 2020 tot een verlies leiden, terwijl de eventuele verliesverrekening pas achteraf tot een verbetering van de liquiditeitspositie kan leiden. Om in voorkomende gevallen de liquiditeitspositie voor deze belastingplichtigen op een eerder moment te verbeteren keurt hij vooruitlopend op wetgeving, onder voorwaarden goed het volgende goed:
Belastingplichtigen voor de Vpb kunnen bij het bepalen van de in het boekjaar 2019 genoten winst een fiscale reserve vormen (coronareserve). Deze coronareserve kan worden gevormd voor het gehele of gedeeltelijke zogenoemde ‘coronagerelateerde verlies’ dat zich naar verwachting in het boekjaar 2020 voordoet.
Met de goedkeuring om een fiscale coronareserve te vormen beoogt hij dat belastingplichtigen voor de Vpb het verwachte coronagerelateerde verlies in 2020 geheel of gedeeltelijk ten laste van de winst van 2019 kunnen brengen, waardoor de winst van 2019 en het verwachte verlies van 2020 gelijkmatiger over deze jaren wordt verdeeld. Hiermee is uitsluitend bedoeld om een liquiditeitsvoordeel te verlenen. Voor deze goedkeuring gelden de volgende vijf voorwaarden.

Er is sprake van een verwacht ‘coronagerelateerd verlies’ in het boekjaar 2020. Hieronder wordt verstaan het over het boekjaar 2020 verwachte verlies voor zover dat verlies verband houdt met de gevolgen van de coronacrisis. Dat is bijvoorbeeld het geval voor zover sprake is van een verlies door omzetderving vanwege de door de overheid genomen coronamaatregelen.
Het verwachte coronagerelateerde verlies kan niet groter zijn dan het totale verlies dat de belastingplichtige verwacht over het boekjaar 2020. Vorming van een coronareserve is dus niet mogelijk als de inschatting is dat over het boekjaar 2020 een positieve belastbare winst wordt genoten. De belastingplichtige maakt zelf een zo goed mogelijke inschatting van de verwachte omvang van het coronagerelateerde verlies.
De dotatie aan de coronareserve in het boekjaar 2019 bedraagt maximaal de winst over het boekjaar 2019 die zou gelden zonder de vorming van deze reserve.
De reserve wordt uiterlijk in het boekjaar 2020 volledig in de winst opgenomen. Bij het opnemen van de fiscale coronareserve in de winst dienen dezelfde bepalingen van toepassing te zijn bij het bepalen van de winst als bij de vorming van deze reserve in het daaraan voorafgaande boekjaar.
De dotatie aan de coronareserve wordt in de aangifte vennootschapsbelasting 2019 opgenomen in de rubriek overige fiscale reserves. De vrijval in het boekjaar 2020 wordt als onttrekking in deze rubriek opgenomen in de aangifte vennootschapsbelasting 2020.

Eigenwoningrente (onderdeel 11)
In het besluit ‘Inkomstenbelasting. Eigenwoningrente; betaalpauze voor rente en aflossing eigenwoningschuld’ zijn goedkeuringen opgenomen waardoor een eigenwoningschuld die onder de fiscale aflossingseis valt, blijft behoren tot de eigenwoningschuld als met de geldverstrekker een betaalpauze voor rente en aflossing wordt overeengekomen vanwege (dreigende) betalingsproblemen als gevolg van de uitbraak van het coronavirus en de daardoor ontstane aflossingsachterstand op een andere wijze dan waarin wettelijk is voorzien, wordt ingehaald. Daarnaast wordt in dit besluit toegelicht op welk moment de tijdens de betaalpauze verschuldigde rente aftrekbaar is. Dit besluit geldt onder voorwaarden ook voor al vóór de publicatie van dit besluit overeengekomen betaalpauzes in verband met de uitbraak van het coronavirus. Tijdens een betaalpauze hoeft een belastingplichtige gedurende een bepaalde periode (gedeeltelijk) geen rente en aflossing te betalen.
Bron: MvF 06-05-2020

Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden is voor de verruimde vrijstelling voor eigenwoningschenkingen niet vereist dat de verkrijger de uitgaven pas doet na ontvangst van de schenking.
Op 22 juli 2013 ontvangt een dochter € 118.000 en op 16 december 2013 nog eens € 100.000 vrij van schenkbelasting van haar vader. Voor de schenking van € 100.000 wil de dochter de tijdelijk verruimde vrijstelling schenkbelasting voor eigenwoningschenkingen toepassen. De inspecteur kent haar die vrijstelling slechts voor een deel van de schenking toe, namelijk voor de door de dochter betaalde onderhoudskosten na 16 december 2013. De vrouw is in beroep gegaan bij Rechtbank Gelderland. Die gaf de dochter gelijk. De inspecteur is in hoger beroep gegaan bij Hof Arnhem-Leeuwarden. In geschil is of de tijdelijk verruimde vrijstelling schenkbelasting voor eigenwoningschenkingen ook van toepassing is als kosten al zijn betaald voor ontvangst van de schenking.
De inspecteur meent dat de verruimde vrijstelling niet van toepassing is. Volgens de inspecteur moet een schenking eerst zijn ontvangen, voordat de begiftigde deze kan gebruiken voor onderhoud of verbetering van de eigen woning. Er moet een volgtijdelijk verband zijn.
Hof Arnhem-Leeuwarden is een andere mening toegegaan. Als iemand uitgaven doet voor onderhoud of verbetering van een eigen woning en hij kan op dat moment een schenking verwachten, dan geldt voor de latere schenking ook de vrijstelling. De verkrijger moet die schenking daadwerkelijk voor kosten onderhoud of verbetering hebben gebruikt. Bovendien moet de schenker het bedrag ook daadwerkelijk aan de verkrijger hebben betaald.
De dochter heeft voor het hof niet aannemelijk kunnen maken dat zij ten tijde van het doen van de uitgaven voor de woning, de schenking van haar vader kon verwachten. Daarvoor was de mededeling van haar vader ‘dat het financieel wel goed zou komen’ onvoldoende. Ook heeft het hof het beroep van de vrouw op de schenkingstraditie verworpen. De vrouw had namelijk in juli 2013 een schenking ontvangen van € 118.000. Het feit dat de verbouwing van de woning eerder plaatsvond op verzoek van de aannemer en de stelling dat de vrouw zonder schenking van haar vader het onderhoud nooit zou hebben laten plaatsvinden heeft het hof eveneens verworpen.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 21-4-2020