Minister Van Engelshoven (OCW) en staatssecretaris Keijzer (EZK) trekken €24 miljoen uit om kennis uit onderzoek beter naar de samenleving en markt te brengen. Hiermee worden investeerders gestimuleerd om geld te steken in start-ups die gebruik maken van kennis van onderzoeksorganisaties.
Het geld komt uit de subsidieregeling Thematische Technology Transfer (TTT) en wordt verdeeld over drie consortia van onderzoeksorganisaties en durfinvesteerders. De consortia rond de thema’s regeneratieve geneeskunde, smart systems en circulaire oplossingen krijgen ieder €8 miljoen.
De technische universiteiten (Delft, Eindhoven, Twente en Wageningen) en TNO krijgen samen €16 miljoen. Daarvan is €8 miljoen bedoeld voor hun consortium met Innovation Industries dat werkt aan ‘smart systems’ in bijvoorbeeld auto’s, robots voor thuis toepassingen en productie van voedsel. De andere €8 miljoen gaat naar hun samenwerking met NBI Investors, voor optimaal (her-) gebruik van materialen en het gebruik van duurzame grondstoffen.
RegMedXB/Dutch CardioVascular Alliance (DCVA), een consortium voor regeneratieve geneeskunde, krijgt €8 miljoen. RegMedXB stimuleert internationale, multidisciplinaire onderzoekssamenwerking om bijvoorbeeld uit menselijk materiaal nieren, een hart en gewrichten te maken. In het consortium zitten universiteiten, academische medische centra, gezondheidsfondsen, overheden en private partijen. Investeerder BioGeneration Ventures steunt hen.
De TTT-regeling komt uit de middelen van het Toekomstfonds en is bedoeld om onderzoeksorganisaties te helpen kennis te delen en voorziet kennis-startups van startkapitaal. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) hebben de consortia geselecteerd.
Bron: TNO 27-09-2019

Volgens twee op de drie werknemers in de zorg- en welzijnssector is de werkdruk in een jaar tijd toegenomen. 44% van de werknemers ervaart een hoge tot zeer hoge werkdruk. Ook volgens bijna de helft van de werkgevers in de sector is de werkdruk opgelopen. Ondanks die werkdruk is een ruime meerderheid van de werknemers wel tevreden met hun werk.
Uit een enquête in het kader van het onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn (AZW) van CBS komt naar voren dat een relatief grote groep een hoge tot zeer hoge werkdruk ervaart, met percentages die tussen de verschillende branches in de sector zorg en welzijn variëren van 33 tot 53%.
Twee derde van de werknemers en bijna de helft van de werkgevers vinden dat de werkdruk in de 12 maanden voorafgaande aan de enquête (juni 2019) is toegenomen. Werkgevers wijten dat voornamelijk aan regeldruk en administratieve lasten. Als andere factoren die de werkdruk opdrijven noemen zij nieuwe of moeilijkere taken, mondigere cliënten en te weinig personeel.
Werknemers rapporteren relatief vaak dat ze in hun werk worden geconfronteerd met agressie en geweld van patiënten, cliënten of hun familieleden. Twee op de drie hebben daar in het voorafgaande jaar mee te maken gehad. Veelal ging het daarbij om schelden of schreeuwen (87% van de gevallen), maar ook om lichamelijke agressie (42%) en pesten (41%). Bedreiging of intimidatie, seksuele intimidatie of discriminatie kwamen minder vaak voor.
Toch waarderen de werknemers in de zorg- en welzijnssector hun werk. Een overgrote meerderheid (78%) is tevreden tot zeer tevreden met hun werk. Ruim 90% vindt het werk inhoudelijk leuk en 78% vindt de sfeer op de afdeling plezierig. Over de loopbaanperspectieven is er minder tevredenheid.
Bron: CBS 30-09-2019

Rechtbank Den Haag heeft geoordeeld dat een pand niet splitsbaar is als het privédeel alleen te bereiken is via een trap in het zakelijke deel. Als dit pand voor minstens 10% voor zowel zakelijke als privédoeleinden wordt gebruikt, is het volgens de rechtbank in zijn geheel keuzevermogen.
Een echtpaar exploiteerde een brood- en banketbakkersbedrijf (vof). De echtgenoten waren in algehele gemeenschap van goederen gehuwd en waren ieder was voor de helft eigenaar van een winkelpand met magazijn en een afzonderlijke bovenwoning. Het zakelijke deel en de bovengelegen woning waren niet kadastraal gesplitst. De echtgenoten stelden het winkelgedeelte tegen vergoeding ter beschikking aan de vof. De bovenwoning verhuurden zij aan studenten. Zij willen het gehele pand toerekenen aan hun privévermogen. De rechtbank moet onder meer beoordelen of dit is toegestaan of dat een splitsing van het pand in een zakelijk deel en een privédeel moet plaatsvinden.
De rechtbank constateert dat de verhuurde kamer alleen te bereiken zijn via een trap in het zakelijk gebruikte magazijn. Daarnaast zijn in het gehele pand maar één keuken en één sanitaire ruimte (met toilet en douche) aanwezig. Zowel het winkelpersoneel als de huurders van het woongedeelte moeten deze ruimten gebruiken. Daardoor is het pand niet splitsbaar. De fiscus wijst erop dat de huidige gebruikers van het ondernemingsgedeelte het gezamenlijke gebruik van delen van het pand voor lief nemen. Maar dat betekent volgens de rechtbank niet dat een andere gebruiker van het ondernemingsgedeelte dat ook zou doen. Omdat het pand niet splitsbaar is, vormt het in zijn geheel keuzevermogen. De echtgenoten mogen het pand geheel tot hun privévermogen rekenen. Doordat zij een deel van het pand ter beschikking stellen aan de vof, behalen zij resultaat uit overige werkzaamheden.
Bron: Rb. Den Haag 12-09-2019

Het vrachtvervoer over de weg wordt schoner. Van elke honderd ritten die Nederlandse vrachtauto’s in de eerste helft van 2019 maakten, werden er 58 gereden door voertuigen met Euro 6-motoren. Het gebruik van schonere vrachtauto’s neemt met name toe bij ritten over langere afstanden.
Sinds de introductie van vrachtauto’s met motoren uit de Euro 6-milieuklasse in 2013 neemt het gebruik hiervan elk kwartaal toe. Euro 6-motoren stoten 97% minder stikstof uit dan motoren uit de Euro 1-klasse. Ten opzichte van motoren uit de Euro 5-klasse is de uitstoot van stikstof door Euro 6-motoren verder teruggebracht van 2 gram naar 0,4 gram per kilometer. De uitstoot van fijnstof is bij Euro 6-motoren de helft van de uitstoot bij Euro 4 en Euro 5-motoren.
In de eerste helft van 2019 werd slechts 9% van alle vrachtritten gedaan met motoren tot en met Euro 4. Zes jaar terug was dit aandeel nog 42%. Naarmate de ritafstand toeneemt, neemt het gebruik van een vrachtauto met een motor in de milieuklasse 0 tot en met 4 af. In de eerste helft van 2019 werd ruim 15% van de ritten tot en met 10 kilometer door voertuigen uit deze milieuklassen gemaakt. Bij ritafstanden van meer dan 300 kilometer was dit slechts 3%. Bij deze afstand werd in bijna drie kwart van de ritten een vrachtauto met een Euro 6-motor ingezet.
In het internationale wegvervoer vanuit en naar Nederland wordt 95 procent van alle ritten gedaan met vrachtauto’s met een Euro 5- of Euro 6-motor. In het buitenland worden deze schonere vrachtauto’s minder zwaar aangeslagen bij tolheffingen. De meeste internationale ritten gaan overigens naar of vanuit de buurlanden. Het aandeel van Euro 6-vrachtauto’s bij deze ritten was 68%. Daarnaast rijden Nederlandse vrachtauto’s vaak dwars door Duitsland en België bij het vervoer van en naar bijvoorbeeld Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Zwitserland en Italië. Bij ritten vanuit en naar deze landen was het aandeel van vrachtauto’s met een Euro 6-motor 76%.
Bron: CBS 25-09-2019

Wanneer iemand een klacht indient tegen een bank, waarvan hij zelf geen product of dienst afneemt, kan KiFiD de klacht niet behandelen.
Het KiFiD behandelt financiële klachten van consumenten en klachten van kleinzakelijke ondernemers over hun zakelijke krediet of alternatieve financiering aan de hand van Reglement Geschillencommissie Financiële Dienstverlening. Daarbij moet de indiener van een klacht zelf klant zijn van de financiële dienstverlener tegen wie de klacht is gericht. Eveneens moet de financiële dienstverlener aangesloten zijn bij het KiFiD.
Een vastgoedstichting biedt particulieren de mogelijkheid te beleggen in vastgoed door middel van de uitgifte van vastgoedobligaties. Een particulier besluit na informatie van de stichting te hebben ontvangen eind 2015 vastgoedobligaties ter waarde van € 200.000 aan te schaffen. Het bedrag van de obligaties stort de particulier op de rekening van de vastgoedstichting bij de Volksbank. Eind januari 2016 koopt de particulier wederom door de stichting uitgegeven vastgoedobligaties en maakt daartoe € 100.000 over naar dezelfde bankrekening. Begin mei 2017 verklaart de rechtbank de stichting failliet. Vervolgens beklaagt de particulier zich bij het KiFiD omdat de Volksbank als bank van de vastgoedinvesteerder haar zorgplicht zou hebben geschonden.
De particulier vordert dat de Volksbank wordt veroordeeld tot een schadevergoeding van € 300.000 en te vermeerderen met wettelijke rente en kosten van rechtsbijstand. Volgens de particulier heeft de Volksbank onrechtmatig gehandeld en haar zorgplicht geschonden door toe te laten dat de stichting bij haar een bankrekening aanhield zonder te beoordelen of die stichting vergunningplichtige activiteiten verrichtte en daarvoor de vereiste vergunning had.
De Geschillencommissie komt echter aan een inhoudelijk oordeel niet toe. Zij stelt vast dat de klacht niet gaat over een product of dienst die de Volksbank aan de particulier heeft geleverd. De particulier had wel een overeenkomst met de vastgoedstichting, maar niet met de Volksbank tegen wie de klacht is gericht.
In lijn met eerdere uitspraken oordeelt de Geschillencommissie dat een klacht niet-behandelbaar is als de indiener van een klacht zelf geen afnemer is van een product of dienst van de financiële dienstverlener tegen wie de klacht is gericht.
Bron: KiFiD 12-09-2019

In de eerste zes maanden van 2019 hebben Nederlandse consumenten online € 12,5 miljard uitgegeven aan producten en diensten, dit is een groei van 9% ten opzichte van het eerste half jaar van 2018. Daarbij is de categorie ‘Food/Near food’ met +34% de grootste groeier.
Waar deze categorie eerst vooral opviel vanwege grote groeicijfers, is hij inmiddels ook uitgegroeid tot een van de grootste productcategorieën, zowel op het gebied van online bestedingen als het aantal aankopen. Dit blijkt uit cijfers van de Thuiswinkel Markt Monitor, een onderzoek naar online consumentenbestedingen in Nederland, uitgevoerd door GfK in opdracht van Thuiswinkel.org. Verder valt op dat het aantal online aankopen via de smartphone blijft groeien (van 15% in Q2 2018, naar 22% in Q2 2019). Het gebruik van een desktopcomputer of een laptop door online shoppers is verder gedaald. De verwachting is dat het totaal aantal online bestedingen in Nederland voor 2019 uitkomt op circa € 25,9 miljard, verdeeld over ongeveer 259,7 miljoen aankopen. Dit zouden stijgingen van respectievelijk 9% en 7% betekenen ten opzichte van vorig jaar.
Bron: Vakcentrum 20-09-2019

Een werknemer berokkent zijn werkgever met het sluiten van lenings- en derivatenovereenkomsten ernstige schade. Daar dit te wijten was aan zijn roekeloze werkwijze, stelt de werkgever hem hiervoor aansprakelijk. Deze aansprakelijkstelling kan volgens Rechtbank Den Haag leiden tot negatief loon, mits de werknemer ook daadwerkelijk betalingen doet uit hoofde van deze aansprakelijkstelling.
Een man was in het kader van zijn dienstbetrekking bij een stichting bevoegd om namens deze stichting geldleningsovereenkomsten en derivaatcontracten met banken te sluiten. Bij het afsluiten van derivaten maakte de man gebruik van de diensten van een soort tussenpersoon. Deze tussenpersoon ontving van een aantal banken een vergoeding als de stichting een derivaat afsloot. De tussenpersoon betaalde een deel van deze vergoeding aan de man door. Na verloop van tijd kwam de stichting achter deze gang van zaken. Zij constateerde dat zij voor de derivaten te veel had moeten betalen. De stichting ontsloeg de man op staande voet en stelde hem aansprakelijk voor de geleden schade.
Rechtbank Den Haag ziet een verband tussen de dienstbetrekking en de aansprakelijkstelling. De stichting heeft immers schade gelden door de (roekeloze) manier waarop de man zijn dienstbetrekking uitvoerde. In beginsel leidt de aansprakelijkstelling daarom tot negatief loon voor de man. Hij blijkt echter in de periode waarover de zaak gaat nog niets te hebben betaald aan de stichting. Daarom is in dat jaar nog geen sprake van negatief loon. Wel kan hij zijn schuld uit hoofde van zijn aansprakelijkheid toevoegen aan zijn schulden in box 3.
Bron: Rb. Den Haag 13-06-2019

Er zijn steeds meer 65-plussers met betaald werk: in 2018 waren het er 255.000. Vooral de arbeidsparticipatie van 65-jarigen is flink toegenomen: ruim 1 op de 3.
In 2003 waren er 75.000 werkende 65-plussers, en had 1 op de 10 mensen van 65 jaar betaald werk. In 2018 is het aantal werkende 65-plussers opgelopen tot 255.000. De meesten van hen zijn jonger dan 70 jaar, maar in 2018 waren er ook 88.000 70-plussers aan het werk.
De groei van het aantal werkende 65-plussers komt deels door vergrijzing van de bevolking. Het totaal aantal 65-plussers nam sinds 2003 met bijna de helft toe, van 2,1 miljoen naar 3,2 miljoen. Dit weegt echter minder zwaar mee dan de toegenomen arbeidsparticipatie van 65-plussers. Hun arbeidsdeelname is in dezelfde periode namelijk meer dan verdubbeld. De participatie van 65-jarigen is het meest gestegen: in 2018 had ruim 1 op de 3 betaald werk, in 2003 was dat nog 1 op de 10. Vooral na 2015 nam de participatie van 65-jarigen toe. Dit heeft te maken met de AOW-leeftijd die stapsgewijs is verhoogd tot 66 jaar in 2018.
Werkende 65-plussers hebben in toenemende mate een vaste baan. In de periode 2003-2018 nam het percentage dat werkt als werknemer met een vaste arbeidsrelatie toe van 16 naar 30%. Deze toename deed zich vooral na 2014 voor. Het percentage flexibele werknemers en ook het percentage zelfstandigen nam de laatste jaren juist af.
Onder 65- tot 70-jarigen zijn werknemers inmiddels in de meerderheid. De meeste 70-plussers met betaald werk zijn werkzaam als zelfstandige, in verreweg de meeste gevallen zonder personeel. Zij werken ook relatief vaak in een kleine deeltijdbaan. De werkende 65- tot 70-jarigen hebben veel vaker een grote deeltijdbaan of werken voltijd.
Bron: CBS 21-03-2019

De dag voor Prinsjesdag heeft de staatsecretaris nog een aantal Kamervragen beantwoord over de nieuwe KOR. Hieruit blijkt ondernemers vooral zelf een inschatting moeten maken of zij voor de nieuwe KOR in aanmerking komen. De Belastingdienst zal half september starten met een publiekscampagne.
Iedere ondernemer moet op basis van zijn toekomstverwachtingen zelf nagaan of hij aan de voorwaarden voor de nieuwe KOR voldoet en of hij zich voor deze nieuwe regeling wil aanmelden. Ondernemers die zich onder de oude KOR hebben aangemeld voor ontheffing van administratieve verplichtingen worden op basis van het overgangsrecht automatisch overgezet naar de nieuwe KOR. Deze ondernemers hebben een brief gehad met informatie over de nieuwe KOR. Verwacht die ondernemer in 2020 niet te voldoen aan de voorwaarden van de nieuwe KOR, bijvoorbeeld vanwege een verwachte hogere omzet dan de omzetgrens van € 20.000, dan moet de ondernemer zelf een verzoek doen om uitreiking van aangiften.
Er is gekozen voor een wettelijk vastgestelde omzetgrens van € 20.000 om de wijziging van de KOR budgetneutraal te laten verlopen. Door deze omzetgrens wordt de nieuwe KOR toegespitst op de beoogde doelgroep, namelijk (startende) ondernemers met een beperkte omzet. Deze beoogde doelgroep is ook de groep ondernemers, waarvoor het reguliere btw-proces en de toepassing van de huidige KOR in de praktijk complex is. De omzetgrens is daarnaast gekozen op een niveau dat mogelijke concurrentieverstoring met ondernemers in de belaste sfeer beperkt is. Als de nieuwe KOR wordt geëvalueerd, wordt bekeken of een verhoging van de omzetgrens nodig is.
Een uitspraak van het EU HvJ inzake de te hanteren omzetgrens waardoor voor toepassing van de nieuwe KOR niet slechts de belaste marge in aanmerking mag worden genomen maar moet worden uitgegaan van de totaal ontvangen bedragen heeft met name gevolgen voor ondernemers die de margeregeling voor wederverkopers of de reisbureauregeling toepassen. Als deze ondernemers zich al hebben aangemeld voor toepassing van de nieuwe KOR wordt aangeraden opnieuw te bekijken of zij voldoen aan de omzetgrens van de KOR. Deze ondernemers hebben geen rekening kunnen houden met deze wijziging. Voldoen ondernemers door deze wijziging niet (meer) aan de omzetgrens, dan is voor een juiste administratieve verwerking van de afmelding voor de KOR nodig dat zij hun eerdere aanmelding vóór 20 november 2019 corrigeren.
Verder gaf de staatssecretaris aan dat een overschrijding van de omzetdrempel een omslag naar btw-plicht en desbetreffende administratieve verplichtingen betekent. Daarom is het van belang dat ondernemers van tevoren een zo goed mogelijke inschatten wat de verwachte jaaromzet is. Het kan gebeuren dat een ondernemer in de loop van een kalenderjaar onverwachts toch een dusdanig hoge omzet genereert dat hij boven de omzetgrens komt. Bij een eventuele overschrijding van de omzetgrens zal de vrijstelling niet met terugwerkende kracht vervallen. Wordt gedurende een jaar de omzetgrens van de nieuwe KOR overschreden, dan heeft dat tot gevolg dat alle leveringen en diensten die worden verricht na die overschrijding en de omzetgrensoverschrijdende handeling zelf niet langer onder de vrijstelling vallen. Van de ondernemer wordt gevraagd dit goed te monitoren en hij zou hier voor lopende contracten op voorhand rekening mee kunnen houden door bijvoorbeeld prijsafspraken exclusief eventueel verschuldigde btw te maken.
Bron: MvF 16-09-2019

Op 1 januari 2020 wordt premiedifferentiatie WW, onderdeel van de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab) in werking. Het ministerie van SZW heeft een kennisdocument gepubliceerd dat hier nader op ingaat.
Op basis van de Wab betalen werkgevers vanaf 1 januari 2020 een lage WW-premie over het loon van werknemers met een vaste arbeidsovereenkomst. Voor alle overige dienstverbanden moet de werkgever een hoge WW-premie betalen.
Soms moet de werkgever met terugwerkende kracht alsnog de hoge premie betalen. Bijvoorbeeld als achteraf blijkt dat een werknemer met een vast contract in een kalenderjaar de overeengekomen arbeidsduur met meer dan 30% heeft overschreden.
In de praktijk is het veelvoorkomende vraag wanneer welke premie verschuldigd is. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft daarom een kennisdocument gemaakt. Dat gaat nader in op de nieuwe wet- en regelgeving met betrekking tot premiedifferentiatie WW.
Bron: AWVN.nl, 10-9-2019