Als een dga de vereiste aangifte niet heeft gedaan, komt de bewijslast dat hij met het verstrekken van een lening een debiteurenrisico heeft genomen dat een onafhankelijke derde niet zou hebben genomen, bij hem te liggen. In beginsel ligt de bewijslast bij de inspecteur.
In deze zaak hadden een dga en zijn echtgenote een lening verstrekt aan één van de werkmaatschappijen van hun holding. Toen de dga geen aangifte inkomstenbelasting indiende, legde de inspecteur een ambtshalve aanslag op. Daarna deed de dga alsnog aangifte, waarin hij de lening aan de werkmaatschappij afwaardeerde. De inspecteur nam de aangifte als bezwaarschrift in behandeling, maar ging niet akkoord met de afwaardering van de lening.
De rechtbank stelde dat het normaal gesproken aan de inspecteur is om aan te tonen dat een lening onzakelijk is. Maar omdat de dga geen aangifte had gedaan, lag de bewijslast nu bij de dga. En volgens de rechtbank was de dga er niet in geslaagd om aan te tonen dat de lening zakelijk was. Hij had enkel gesteld dat de lening voortvloeide uit in het verleden gemaakte afspraken, maar hij kon dit niet onderbouwen met een leenovereenkomst. Ook kon hij niet aantonen dat er zekerheden waren gesteld. Bovendien was er nooit op de lening afgelost en werd de rente telkens bijgeschreven. Daarom oordeelde de rechtbank dat de lening onzakelijk was en dat de dga geen afwaardering mocht toepassen.
Bron: Rb. Den Haag, 5-02-2018 (gepubl. 4-01-2019)

Wie aannemelijk wil maken dat een lening is gebruikt ten behoeve van een eigen woning, doet er goed aan bij te houden wanneer deze lening is aangegaan. Leningen die een paar jaar na de aankoop en/of verbouwing van de eigen woning zijn aangegaan, kwalificeren in beginsel niet als eigenwoningschuld.
Een man koopt in 2006 een woning voor € 210.000 exclusief € 12.600 aan overdrachtsbelasting. Hij sluit een hypotheek af van € 255.000 voor deze aankoop en voor de betaling van onder meer een verbouwing. In 2013 heeft de man op deze schuld € 2.750 afgelost. De inspecteur accepteert de hypotheek als een eigenwoningschuld. De man wil over de jaren 2011, 2012 en 2013 echter ook de rente over drie andere leningen aftrekken als eigenwoningrente. De Belastingdienst vindt dat te gortig worden en dat is ook de mening van Hof Arnhem-Leeuwarden. De man kan namelijk geen bewijs overleggen waaruit blijkt dat hij de leningen heeft besteed aan zijn eigen woning. Dit geldt volgens het hof zelfs voor de hypotheekschuld. Dat de fiscus de hypotheekschuld als eigenwoningschuld heeft geaccepteerd, is al een tegemoetkoming.
Het hof kijkt nog eens nader naar de andere drie leningen. Twee daarvan zijn afgesloten in 2009 en 2010, dus nadat de eigen woning is aangeschaft en de verbouwing heeft plaatsgevonden. Bovendien zijn het de ouders respectievelijk de vader van de man die deze lening zijn/is aangegaan. Onder deze omstandigheden zijn deze leningen niet aan te merken als eigenwoningschulden. De laatste lening is afgesloten tussen de man en een bv. Het is echter onbekend wanneer deze lening is afgesloten en waaraan de man het geleende bedrag heeft besteed. Deze lening kwalificeert daarom volgens het hof evenmin als eigenwoningschuld.
Bron: A-G Ettema, 31-12-2018

De regering wil het huidige systeem om de waarde van een woning te bepalen, de waardering onroerende zaken (WOZ), aanpassen. Een van de doelstellingen is een betere rechtsbescherming van belanghebbenden. Een concept van het wetsvoorstel is in consultatie gegaan.
De Wet verbetering rechtsbescherming WOZ moet ervoor gaan zorgen dat de WOZ-waarde via een beschikking wordt vastgesteld die voor alle belanghebbenden bindend is. Ook kan er nog maar via één procedure over de waarde worden geprocedeerd.
Voorheen werd de WOZ-waarde alleen gebruikt voor de grondslag van belastingheffingen. Eigenaren van onroerend goed hadden dus voornamelijk baat bij een lage WOZ-waarde, omdat de belastingheffing dan ook lager is. Maar vanaf oktober 2015 wordt de WOZ-waarde onder meer ook gebruikt voor het bepalen van de maximale huurprijs van een woning. Hiervoor is voor verhuurders een hoge WOZ-waarde juist weer van belang.
De huidige wetgeving is nog onvoldoende aangepast op deze tegenstrijdige belangen met volgens de regering onduidelijkheid en in bepaalde gevallen een ontoereikende rechtsbescherming tot gevolg. Zo is er in de huidige wet bijvoorbeeld niet geregeld dat een in hoogte aangepaste WOZ-waarde, naar aanleiding van een bezwaar of beroep, voor alle belanghebbenden bindend is. In het verlengde daarvan is ook niet geregeld hoe die andere belanghebbenden zich tegen een verhoging hadden kunnen verzetten. Dit soort ‘open einden’ worden met het wetsvoorstel weggenomen.
Tot 1 maart is het mogelijk om via internetconsultatie.nl te reageren op het conceptwetsvoorstel.
Bron: Internetconsultatie.nl 20-12-2018

Volgens voorlopige cijfers van CBS zijn vorig jaar de cao-lonen gestegen met 2,1%. Dat is de grootste stijging na 2009. De consumentenprijzen in 2018 stegen in de eerste elf maanden van 2018 met 1,7%.
In het eerste volle crisisjaar, 2009, lag de cao-loonstijging met 2,8% aanzienlijk hoger. In het jaar daarvoor, dat wat betreft krapte op de arbeidsmarkt vergelijkbaar is met 2018, stegen de cao-lonen zelfs met 3,3%. Ook het verschil tussen de stijging van de cao-lonen en de stijging van de consumentenprijzen was in 2008 en 2009 groter dan in 2018.
De contractuele loonkosten (cao-lonen en werkgeverspremies) stegen in 2018 met 2,5%. Sinds begin 2016 stijgen de contractuele loonkosten weer harder dan de cao-lonen.
In het laatste kwartaal van 2018 stegen de cao-lonen met 2,3%. Dat is de grootste kwartaalstijging van het afgelopen jaar. Sinds de tweede helft van 2017 is de stijging vrijwel elk kwartaal hoger geweest dan in het kwartaal daarvoor.
Het voorlopige cijfer van CBS over 2018 is gebaseerd op 95% van de cao’s waaruit de statistiek is opgebouwd.
Bron: CBS 3-01-2019

Onder voorwaarden zijn lichamen waarvan de werkzaamheden voor 90% of meer bestaan uit het genezen, verplegen of verzorgen van zieken subjectief vrijgesteld van vennootschapsbelasting. Een van de voorwaarden voor privaatrechtelijke lichamen is dat het lichaam een eventuele winst uitsluitend kan aanwenden voor een ander subjectief vrijgesteld lichaam of een algemeen maatschappelijk belang.
Een bv die onder meer als doel heeft het aanbieden van een programma om te stoppen met roken, meent dat zij onder de subjectieve vrijstelling valt. Hoewel haar winst in principe vrij ter beschikking staat aan de algemene vergadering van aandeelhouders, geldt daarbij wel een voorbehoud. De bv heeft namelijk niet als doel het doen van winstuitkeringen, zolang op grond van de wet- en regelgeving een winstoogmerk voor instellingen van medisch specialistische zorg niet is toegestaan. Maar de rechtbank haalt hieruit dat na het beëindigen van de medische werkzaamheden de bv de opgebouwde winstreserves aan haar aandeelhouder kan uitkeren. En volgens de statuten is na ontbinding het overgebleven vermogen ook vrijelijk aan te wenden. Daarmee voldoet de bv niet aan de winstbestemmingseis en is zij gewoon belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting.
Bron: Rb. Gelderland 17-12-2018 (publ. 31-12-2018)

Eind vorig jaar is de cao-partijen in de Schoonmaak nog gelukt met een principeakkoord voor een nieuwe cao de feestdagen in te gaan. Bonden en werkgevers hebben afspraken gemaakt over een nieuwe cao met een looptijd van 2,5 jaar, met direct in januari een loonsverhoging van 2%.
Gedurende de looptijd van de cao gaan de lonen stapsgewijs in totaal met 7,5% omhoog. In 2019 worden de lonen per 1 januari en per 1 juli verhoogd met respectievelijk 2% en 1%, in 2020 bedragen de loonsverhogingen in januari en juli respectievelijk 1% en 2% en in juni 2021 (een maand voor het aflopen van de cao) volgt dan nog een verhoging van 1,5%. Daarnaast zijn er afspraken gemaakt voer een stapsgewijze verhoging van de eindejaarsuitkering naar uiteindelijk 4,2% in 2021. Verder zijn afspraken gemaakt over een extra vrije dag op de verjaardag (vanaf 2020), voortzetting van het taalproject, een werkgeversbijdrage aan de scholingsfondsen van de bonden en banen voor statushouders.
De cao-afspraken moeten nog worden goedgekeurd door de achterbannen van de bonden en werkgevers.
Bron: CNV Vakmensen 21-12-2018

Met ingang van 1 januari 2019 kan er over handelsconflicten bij de internationale handelskamers van de rechtbank Amsterdam en het gerechtshof Amsterdam in de Engelse taal worden geprocedeerd.
Het kabinet wil met de wet inspelen op de behoefte aan Engelstalige geschilbeslechting. Het Engels is het meest gebruikt in de handel en contracten worden steeds vaker in het Engels opgesteld. Daarnaast is belangrijk voor de handelspositie van Nederland als er in internationale handelszaken in de Engelse taal kan worden geprocedeerd.
De nieuwe rechtbank, Netherlands Commercial Court, is ondergebracht bij de rechtbank Amsterdam en voor zaken in hoger beroep bij het Gerechtshof Amsterdam.
Bron: Staatsblad 2018, 475

Eind vorig jaar heeft de Belastingdienst de derde editie van de Nieuwsbrief Loonheffingen 2019 gepubliceerd. In deze uitgave zijn de tarieven, bedragen en percentages voor 2019 toegevoegd. Verder zijn enkele onderwerpen aangepast of aangevuld.
De derde editie van de nieuwsbrief bevat de volgende aanvullingen en wijzigingen:

Onderwerp 1 (Belastingdeel heffingskortingen alleen nog voor inwoners van Nederland): in de 3e alinea wordt verwezen voor landen van de landenkring naar onderwerp 2 van de nieuwsbrief.
Onderwerp 1 (Belastingdeel heffingskortingen alleen nog voor inwoners van Nederland): onder ‘Inwoner van Nederland of niet’ is de de 3e alinea aangevuld.
Onderwerp 2 (Meer loonbelastingtabellen): er is een overzicht van de landen van de landenkring toegevoegd.
Onderwerp 2 (Meer loonbelastingtabellen): de ‘belastingverdragen’ zijn aangepast in ‘verdragen’.
Onderwerp 3 (Aangifte loonheffingen: veranderingen en aandachtspunten): bij de belangrijkste veranderingen is de de aanvulling van de code soort inkomstenverhouding 56 toegevoegd en zijn de veranderingen en aandachtspunten ook genummerd.
Onderwerp 3 (Aangifte loonheffingen: veranderingen en aandachtspunten): bij de aandachtspunten is de informatie over het anoniementarief uitgebreid. De informatie over het ontbreken van een adres is niet langer beperkt tot het ontbreken van een buitenlands adres. En er is informatie toegevoegd over het corrigeren van het anoniementarief.
Onderwerp 5 (Auto’s zonder CO2-uitstoot: bijtelling verandert): in de laatste 2 zinnen van de alinea na het 1e voorbeeld, waarin staat om welke auto’s hebt gaat, is ‘auto’s’ veranderd in ‘volledig elektrische auto’s’.
Onderwerp 7 (Loonkostenvoordelen: wijziging voorwaarde recht op uitkering of arbeidsondersteuning): er is een voorbeeld toegevoegd.
Onderwerp 9 (Aanpassing ouderenkorting): de titel is aangepast.

Bron: Belastingdienst 21-12-2018

Een zorgverlener die alleen als zorgverlener voor zijn moeder optrad en verder niet heeft gezocht naar andere opdrachtgevers en daarbij ook geen debiteurenrisico heeft gelopen, is geen ondernemer.
Een man startte op 1 november 2004 met dienstverleningsactiviteiten in de hypotheekbranche. Vanaf 2007 had hij met die activiteiten geen positieve resultaten meer behaald. Wel ontving hij in 2012 als zorgverlener voor zijn moeder inkomsten uit aan haar verstrekt persoonsgebonden budget. Met de fiscus verschilt hij van mening over de vraag of zijn inkomsten uit zijn werkzaamheden als financieel dienstverlener en de zorgverlening aan zijn moeder kwalificeert als winst uit onderneming. Volgens de fiscus is hiervan geen sprake.
Volgens Hof Den Haag heeft de man zijn stelling dat zijn werkzaamheden kwalificeren als winst uit onderneming onvoldoende onderbouwd. De resultaten uit de financiële dienstverlening zijn altijd negatief geweest en de door hem overgelegde stukken en cijfers zijn niet onderbouwd en zijn oncontroleerbaar. Volgens het hof heeft de man dus niet kunnen aantonen dat er een bron van inkomen was. De man had naast zijn moeder geen andere opdrachtgevers voor zorgverlening en had ook niet aannemelijk gemaakt naar andere opdrachtgevers te hebben gezocht. Ook was geen sprake van enig debiteurenrisico. De declaraties van de man uit het PGB van zijn moeder kon de inspecteur ontlenen aan interne informatie bij de Belastingdienst. Voor wat betreft de kosten oordeelt het hof dat de inspecteur deze in redelijkheid kon toerekenen aan de financiële dienstverlening (geen bron van inkomen).
Bron: Hof Den Haag 27-11-2018 (publ. 18-12-2018)

Minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, MKB Nederland, VNO-NCW, LTO Nederland en het Verbond van Verzekeraars hebben afspraken gemaakt over de loondoorbetaling bij ziekte. Het pakket afspraken omvat een verzekering gericht op kleinere werkgevers, een korting op de premieheffing en afspraken die de onzekerheid bij de RIV-toets na twee jaar ziekte moeten wegnemen.
Per 1 januari 2020 komt er een MKB verzuimontzorgverzekering. De verzekering moet naast dekking van het financiële risico, kleine werkgevers ook ondersteunen bij de verplichtingen en taken rond loondoorbetaling bij ziekte, inclusief een transparant, goed en betaalbaar dienstverleningspakket voor die twee jaar. De verzekering is ‘Poortwachterproof’, waardoor een eventuele loonsanctie (bij het opvolgen van de adviezen van de verzekeraar) niet voor rekening van de werkgever komt. Daarnaast is overeengekomen dat er een tegemoetkoming komt voor de kosten van het tweede loondoorbetalingsjaar. Werkgevers zullen hiervoor met ingang van 2021 een loondoorbetalingskorting krijgen op de premieheffing. De korting kan door kleine werkgevers bijvoorbeeld worden aangewend voor een MKB verzuimontzorgverzekering. Wel is het de bedoeling dat de loondoorbetalingskorting uiterlijk per 2024 wordt vervangen door een gedifferentieerde Aof-premie.
Een derde maatregel is dat het advies van de bedrijfsarts leidend wordt bij de toets op re-integratie-inspanningen (RIV-toets). In 12% van de gevallen waarbij een loonsanctie wordt opgelegd, blijkt de hoofdzaak van de sanctie een verschil van inzicht tussen de bedrijfsarts en de verzekeringsarts van het UWV te zijn, terwijl werkgever en werknemer zich bij hun re-integratie-inspanningen juist baseren op het oordeel van de bedrijfsarts. Minister Koolmees vindt dat werkgever en werknemer moeten kunnen vertrouwen op het oordeel van de bedrijfsarts. Daarom zal de verzekeringsarts van UWV per 1 januari 2021 niet langer het medisch advies van de bedrijfsarts beoordelen bij de RIV-toets (voor bestaande en nieuwe zieke werknemers. Verder zal de minister met het UWV bekijken hoe de transparantie bij de RIV-toets kan worden vergroot. Ook krijgen werkgever meer grip op het zogenaamde ‘tweede spoor’. Er komt meer ruimte voor experimenten die kunnen leiden tot meer of makkelijkere re-integratie bij een andere werkgever.
Bron: Min SZW 20-12-2018