Volgens de prognose van CBS is in 2024 de resterende geslachtsneutrale levensverwachting op 65-jarige leeftijd 20,63 jaar. Hoewel de resterende levensverwachting in 2024 iets hoger is dan de prognose vorig jaar voor 2023, zal dit niet leiden tot een verdere verhoging van de AOW-leeftijd in 2024.
Jaarlijks publiceert het CBS haar prognose van de geslachtsneutrale levensverwachting. Dit cijfer wordt gebruikt om te bepalen of in de toekomst de AOW-leeftijd moet worden verhoogd volgens een formule die in de wet (art. 7a AOW) is opgenomen. De prognose voor 2024 levert op dat in 2024 net als in het jaar daarvoor de AOW-leeftijd niet verder verhoogd wordt. De pensioenrichtleeftijd is ook gekoppeld aan de resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd (art. 18a lid 8 Wet LB 1964). Op basis van de prognose voor 2024 blijft de pensioenrichtleeftijd 68 jaar.
Voor het maken van de prognose van de levensverwachting maakt het CBS gebruik van een in de internationale wetenschappelijke wereld ontwikkeld model. Dat model gaat ervan uit dat op lange termijn de stabiele, dalende trend in de sterftekansen in West-Europa zal doorzetten. Omdat het model niet alleen de Nederlandse ontwikkelingen gebruikt, hebben tijdelijke veranderingen in de sterftecijfers een minder groot verstorend effect op de toekomstverwachtingen.
Bron: CBS 1-11-2018
Een ex-echtgenoot maakt advocaatkosten om een lagere alimentatie voor zijn ex-partner bij de rechtbank af te dwingen en al betaalde alimentatie te laten terugbetalen. De terugbetaling van de alimentatie kwalificeert voor die ex-echtgenoot dan als negatieve persoonsgebonden aftrek. Kosten ter verwerving van een negatieve persoonsgebonden aftrek zijn, in tegenstelling tot kosten ter verwerving van alimentatie, niet aftrekbaar.
Een man is in 2010 gescheiden van zijn echtgenote en moet zijn ex-echtgenote alimentatie betalen. Na een paar jaar vecht de man zijn alimentatieverplichting aan bij de burgerlijke rechter en hij krijgt gelijk. De rechtbank veroordeelt de ex-echtgenote tot terugbetaling van de ontvangen alimentatie. Om de alimentatie van zijn ex-echtgenote terug te kunnen krijgen, heeft de man kosten gemaakt. De vraag voor Hof Arnhem-Leeuwarden is of de kosten gemaakt om de alimentatie terug te krijgen aftrekbare kosten zijn voor de man. Hij is van mening dat de kosten nodig waren om zijn besteedbaar inkomen veilig te stellen. Daarom zijn de kosten volgens de alimentatieplichtige aftrekbaar. Dit argument gaat niet op volgens het hof, omdat het betoog van de man de hoogte van zijn bruto-inkomen niet raakt. De man heeft ook geen succes met zijn stelling dat de verplichting tot terugbetaling van de ontvangen alimentatie periodieke inkomsten vormen. Volgens het hof volgt uit het systeem van de Wet IB 2001 dat de terugbetaling van alimentatie door de ex-echtgenote een negatieve persoonsgebonden aftrek is en dat dus geen recht op aftrek van kosten bestaat. Bovendien is er geen fiscaal relevant verschil tussen de situatie van terugbetaling van teveel ontvangen alimentatie en die waarin wordt geprocedeerd om vermindering van de te betalen alimentatie te bewerkstelligen. De kosten van rechtsbijstand om teveel betaalde alimentatie terug te krijgen zijn niet aftrekbaar.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 16-10-2018
Nederlandse consumenten kopen steeds vaker voedsel dat voorzien is van een keurmerk. In 2017 kochten huishoudens voor 4,5 miljard euro aan dier- en milieuvriendelijk geproduceerd voedsel. Het marktaandeel duurzaam voedsel ligt inmiddels op 11%.
In 2017 gaven Nederlandse huishoudens ruim 4,5 miljard euro uit aan duurzamer geproduceerd voedsel, een plus van 730 miljoen euro ten opzichte van 2016. Duurzamer geproduceerd voedsel is voor de consument herkenbaar als het een duurzaamheidskenmerk heeft. De omzet van voedsel met het keurmerk ‘Beter Leven’ kwam uit op bijna 1,6 miljard euro (39% meer dan een jaar eerder), die van het keurmerk ‘biologisch’ op ruim 1,2 miljard euro (een plus van 5%).
In 2017 liet de verkoop van de meeste productengroepen duurzaam voedsel een (forse) stijging zien, onder meer vlees en vleeswaren (1,4 miljard euro omzet, groei van 40% ten opzichte van 2016) en houdbare producten, samengestelde maaltijden en overig (607 miljoen euro omzet, 16% groei). Kijkend naar marktaandeel binnen een productgroep, is het grootste marktaandeel weggelegd voor eieren: 37% van alle verkochte eieren was duurzaam. Toch daalde in 2017 de omzet van eieren met een duurzaamheidskeurmerk. Door de fipronilaffaire en de ophokplicht voor pluimvee was er vorig jaar minder aanbod van eieren met een duurzaamheidskeurmerk.
Bron: Rijksoverheid, 30-10-2018
Als een (gemachtigde van een) belastingplichtige per e-mail een pro forma bezwaarschrift indient en er meer elektronisch berichtenverkeer met de heffingsambtenaar plaatsvindt, mag de heffingsambtenaar een uitnodiging om te worden gehoord per mail versturen.
De eigenaresse van een auto tekent beroep aan tegen de aan haar opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting. Voor de rechter geeft zij aan dat de heffingsambtenaar haar ten onrechte niet heeft gehoord over haar bezwaren. De heffingsambtenaar heeft de vrouw echter per mail en per reguliere post een aantal keer uitgenodigd voor een telefonische hoorzitting. Hierop is door de vrouw echter niet gereageerd.
Volgens de vrouw heeft de heffingsambtenaar haar niet juist uitgenodigd omdat zij per e-mail is benaderd, terwijl zij niet heeft aangegeven dat zij voor deze bezwaarprocedure per e-mail bereikbaar is. Omdat de adviseur van de vrouw een pro forma bezwaarschrift per mail heeft ingediend, mocht de heffingsambtenaar daar uit afleiden dat de vrouw via dat mailadres voldoende bereikbaar was. De adviseur van de vrouw heeft meerdere keren via dit mailadres gecommuniceerd met de heffingsambtenaar. De rechtbank is daarom van oordeel dat de adviseur van de vrouw impliciet kenbaar heeft gemaakt dat hij voldoende bereikbaar is op dit mailadres. Door niet op de uitnodiging van de heffingsambtenaar te reageren, is er geen sprake van schending van de hoorplicht.
Bron: Rb. Oost-Brabant 03-09-2018
Van maandag 12 november 9.00 uur tot en met vrijdag 16 november 17.00 uur kunnen werkgevers weer een ESF (Europees Sociaal Fonds)-subsidie aanvragen voor projecten gericht op het stimuleren van de duurzame inzetbaarheid.
De subsidie is bedoeld voor projecten van bedrijven en instellingen om hun werknemers in staat te stellen gemotiveerd, gezond en productief tot aan het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd binnen of buiten de arbeidsorganisatie betaald werk te laten verrichten. Hierbij gaat het om projecten voor bijvoorbeeld het bevorderen van gezond en veilig werken, het terugdringen van werkstress, het bevorderen van een leercultuur voor werkenden, het stimuleren van interne mobiliteit en het bevorderen van een flexibele werkcultuur. De subsidie kan aangevraagd worden voor het verkrijgen van een advies met een implementatieplan of voor de begeleiding bij de implementatie van een advies. Per werkgever is een subsidiebedrag beschikbaar van maximaal €12.500. Er geldt een subsidieplafond van € 15.000.000, zodat per aanvraagtijdvak voor maximaal 1200 werkgevers de (maximale) subsidie beschikbaar is.
Bron: Subsidieregeling ESF 2014–2020
Bij de Tweede Kamer zijn de toegezegde nota’s van wijziging ingediend waarin de heroverweging pakket vestigingsklimaat is uitgewerkt. Het betreft drie nota’s van wijziging: een tweede nota van wijziging op het wetsvoorstel Wet bronbelasting 2020, een tweede nota van wijziging op het wetsvoorstel Belastingplan 2019 en een nota van wijziging op het wetsvoorstel Wet spoedreparatie fiscale eenheid.
De naam van de voorgestelde Wet Bronbelasting wordt met de tweede nota van wijziging op dit wetsvoorstel gewijzigd in het wetsvoorstel Wet bedrijfsleven 2019. De onderdelen op het oorspronkelijke wetsvoorstel die betrekking hadden op de afschaffing van de dividendbelasting en de invoering van een bronbelasting worden geschrapt. Ook wordt een eerder opgenomen vastgoedmaatregel voor fiscale beleggingsinstellingen in de vennootschapsbelasting teruggenomen. De andere onderdelen in deze nota van wijziging betreffen de verdere verlaging van het hoge Vpb-tarief in 2021 naar 20,5% en de verdere verlaging van het lage Vpb-tarief in 2020 naar 15%. In de toelichting geeft de regering aan dat er weloverwogen voor is gekozen om, ondanks de verdere verlaging van het Vpb-tarief, het box 2-tarief in de IB niet te verhogen. Hiermee wil men ondernemers die een onderneming drijven door middel van een rechtspersoon tegemoet komen.
De tweede nota van wijziging op het Belasting 2019 bevat de overgangsregeling voor werknemers met de 30%-regeling. Werknemers voor wie op 31 december 2018 de 30% -regeling werd toegepast blijft de toen voor hen geldende looptijd van ten hoogste acht jaar, onderscheidenlijk ten hoogste tien jaar, van toepassing tot en met 31 december 2020.
De nota van wijziging op het wetsvoorstel Wet spoedreparatie fiscale eenheid ten slotte bevat de toegezegde beperking van de terugwerkende kracht van dit wetsvoorstel. In plaats van tot 25 oktober 2017, 11.00 uur, werkt dit wetsvoorstel nu terug tot 1 januari 2018.
Bron: MvF 26-10-2018
Uit een onderzoek van CBS blijkt dat flexwerkers in het onderwijs de grootste kans hebben om van een flexbaan door te stromen naar een vaste baan. Het onderwijs is ook de enige bedrijfstak waar het aandeel doorstromers van flexibel naar vast in vijf jaar is toegenomen.
Voor het onderzoek heeft het CBS 748.000 werknemers gevolgd die in 2015 in een flexibele baan begonnen en geen onderwijs meer volgden. Daarbij is gekeken naar hun arbeidsmarktpositie bij uitstroom in 2016. Van die werknemers zat 56% een jaar later nog steeds in de flexibele schil. Zij hadden een flexbaan of zaten korte tijd zonder werk totdat ze opnieuw in een flexbaan begonnen (CBS telt ook werknemers die maximaal twee maanden een vaste baan hadden als flexwerkers. Het betreft werknemers die na de proefperiode zijn gestopt). Slechts 11% stroomde uit naar een vaste baan en 4% ging als zelfstandige aan de slag. Daarnaast had 16% direct na uitstroom een uitkering, en 13% had werk noch uitkering.
Het percentage instromers dat na een jaar nog steeds in de flexibele schil verblijft is tussen 2010 en 2015 toegenomen van 48% naar 56%. Het aandeel flexwerkers die naar een vaste baan gingen nam af van 14% naar 11%. Wel kwam het minder vaak voor dat uitstromers direct na afloop van hun flexperiode geen werk hadden.
De doorstroom naar een vaste baan kwam naar verhouding het vaakst voor bij instromers in het onderwijs. Van de ruim 45.000 instromers in het onderwijs had 34% binnen een jaar een vaste baan. Deze doorstroom is aanzienlijk hoger dan in andere bedrijfstakken. Het onderwijs was ook de enige bedrijfstak waar de doorstroom naar een vaste baan hoger was dan vijf jaar eerder (2010: 24%). In alle andere bedrijfstakken was de doorstroom naar een vaste baan lager dan in 2010. In 2016 telde het onderwijs 514.000 banen, waarvan 72% vast. Dit is aanzienlijk hoger dan het gemiddelde voor alle werknemers: 63%.
Bijna 60% van de werknemers die in een flexibele baan begonnen in de bedrijfstak landbouw, bosbouw en visserij, had direct na het beëindigen van de flexperiode geen werk. Van de flexwerkers in de bedrijfstak cultuur, sport en recreatie begon 10% in het jaar erna als zelfstandige.
De doorstroom naar een vaste baan hangt ook samen met leeftijd. Werknemers van 45 tot 55 jaar stromen naar verhouding het vaakst door naar een vaste baan (14%), al raken in vergelijking met de groep 35- tot 45-jarige werknemers wel vaker zonder werk. Jongeren van 15 tot 25 jaar stromen met 7% relatief het minste door naar een vaste baan.
Bron: CBS 26-10-2018
Het wettelijk minimumloon wordt per 1 januari 2019 aangepast. De verhoging bedraagt ditmaal na afronding 1,34%.
Het wettelijk minimumloon voor werknemers van 22 jaar en ouder bij een volledig dienstverband bedraagt per 1 januari 2019:
per maand: € 1.615,80;
per week: € 372,90;
per dag: € 74,58.
Bron: Min SZW 15-10-2018, 2018-0000161951 (Stcrt 2018, 59237)
Als een overheidsorgaan een fout maakt en het om slechts een klein bedrag gaat, kan een belanghebbende een beroepsprocedure aanspannen. De proceskostenvergoeding zal echter lager zijn dan gebruikelijk. Toch leverde dit een vrouw die bij Rechtbank Oost-Brabant in beroep ging vanwege een bedrag van € 3 toch een proceskostenvergoeding van € 125,25 op.
De vrouw had in 2017 bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De gemeente honoreerde haar bezwaar en vernietigde de aanslag, maar bij het toekennen van de kostenvergoeding werd een foutje gemaakt, waardoor deze € 3 te laag was. Daarom startte de vrouw een beroepsprocedure. De rechter deed zonder zitting uitspraak en stelde de vrouw in het gelijk. Ook kreeg zij een forfaitaire proceskostenvergoeding, maar omdat het over een zeer klein bedrag ging én omdat de zaak waarschijnlijk ook had kunnen opgelost met een simpel telefoontje naar de gemeente, bedroeg de proceskostenvergoeding 25% van de normale vergoeding, wat neerkwam op een bedrag van € 125,25
Bron: Rb. Oost-Brabant, 10-10-2018
Als iemand een schenking doet aan een Algemeen Nut Beogende Instelling (ANBI) is deze schenking niet automatisch als gift aftrekbaar. Hiervoor moet namelijk aan meerdere voorwaarden worden voldaan, zo bevestigde Hof Arnhem-Leeuwarden.
In deze zaak had een beeldend kunstenaar een eigen schilderij geschonken aan een stichting die in 2012 de status van ANBI verkreeg. Dit gebeurde in 2012 bij notariële akte in de vorm van een periodieke schenking, waarbij de kunstenaar elk jaar één/vijfde deel van het schilderij schonk aan de stichting. Deze schenkingen hadden een waarde van € 20.000 per jaar. In 2016 droeg de stichting het schilderij over aan een museum.
Het hof bepaalde dat de periodieke gift van € 20.000 niet aftrekbaar was. Het hof wees erop dat een schenking alleen een aftrekbare gift kan zijn als deze plaatsvindt uit vrijgevigheid en de gever door de schenking verarmt. Bovendien moet de begunstigde door de schenking worden verrijkt. In deze zaak was geen sprake van een verrijking van de begunstigde, aangezien de stichting het schilderij moest schenken aan een museum. Ook vond het hof dat er geen sprake was van vrijgevigheid, aangezien de kunstenaar met de schenking zijn naamsbekendheid wilde vergroten, wat volgens het hof als een tegenprestatie kon worden gezien. Hierdoor had de kunstenaar geen recht op de giftenaftrek.
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden, 9-10-2018
Diensten
Ons kantoor
Online producten
Contact
3771 AJ Barneveld
Tel: (0342) 46 25 25
info@burgersaccountants.nl