Fors minder stakingsdagen in 2016

Vorig jaar legden 11.000 werknemers in 25 stakingen het werk neer. Het aantal stakingen nam met twee af ten opzichte van 2015. Aanmerkelijk sterker was de afname in verloren arbeidsdagen: van ruim 47.000 in 2015 naar 19.000 in 2016. Slechts vier keer lag het aantal jaarlijkse stakingsdagen deze eeuw nog lager.

Het aantal stakingen is tussen 2011 en 2015 van 17 naar 27 gestegen, om naar 25 te dalen in 2016. In 2016 waren 11.000 werknemers betrokken bij de stakingen, 31.000 minder dan in 2015. Het aantal stakingen van vijf dagen of langer nam af van 25 naar 18.
Vorig jaar deden de meeste stakingen zich voor in de sectoren industrie en vervoer en opslag (beide 8 stakingen). In de industrie deden 5.000 werknemers deel aan de stakingen, waarbij 9.000 arbeidsdagen verloren gingen.
Van alle stakingen vorig jaar ging het bij zes stakingen om een cao-conflict. Bij vier stakingen ging het uitsluitende om loon- en werktijdkwesties. Verreweg het merendeel van de stakingen (15) had te maken met dreigend ontslag, werkverplaatsing of een sociaal plan.
Bron: CBS 1-05-2017

Op zaterdag 22 april heeft overleg plaatsgevonden tussen TLN en de vakbonden FNV, CNV en De Unie over het ultimatum met betrekking tot de KNV cao dat op 25 april aanstaande zou aflopen. Dit overleg heeft geleid tot een onderhandelingsresultaat.
De transportsector kende twee cao’s. De cao Beroepsgoederenvervoer en vervoer van mobiele kranen over de weg, waar het merendeel van de werknemers onder viel, en de cao Goederenveroer (KNV), die van toepassing is op circa 8.000 werknemers. Met de nieuwe cao zouden beid cao’s worden samengevoegd, zodat er nog maar één cao is voor de 130.000 werknemers in de sector. Eind maart kwam er een principeakkoord tot stand voor die nieuwe cao. Omdat voor de werknemers die onder de KNV-cao vielen de nieuwe cao verslechteringen zou inhouden dreigden de bonden met acties.
Een belangrijk resultaat van het overleg is nu dat een groot aantal van de verslechtering voor werknemers die voorheen onder de KNV-cao vielen van de baan zijn. Door dit onderhandelingsresultaat hebben de bonden hun ultimatum opgeschort. De afspraken en waarover de bonden hun achterban zullen gaan raadplegen.
De raadpleging met betrekking tot de KNV achterban van de vakbonden zal naar verwachting tot 6 mei in beslag nemen. Eventuele stakingen en acties bij bedrijven die de KNV-cao toepassen, zijn hiermee vooralsnog niet meer aan de orde.
Bron: TLN 22-04-2017; FNV 22-04-2017

Geen onderneming maar dienstbetrekking

Of sprake is van ondernemerschap of niet hangt af van de feitelijke omstandigheden. Het sluiten van een managementovereenkomst tussen twee bv’s, waarbij de ene bv zich verplicht tot managementdiensten voor de andere, hoeft nog niet uit te sluiten dat degene die feitelijk de managementactiviteiten verricht in dienstbetrekking staat tot de andere bv, zo blijkt uit een recente uitspraak van Rechtbank Gelderland.

Een man is sinds 1999 ingeschreven bij de Kamer van koophandel met een eenmanszaak. In 2010 sluit hij als vertegenwoordiger van een vennootschap i.o. een managementovereenkomst met een andere vennootschap. Op grond van die overeenkomst verricht hij vervolgens voor die bv diverse werkzaamheden. Zijn inkomsten geeft hij aan als winst uit onderneming. Nadat de definitieve aanslagen IB/PVV 2010 en 2011 zijn vastgesteld, vindt er een boekenonderzoek plaats. Hieruit concludeert de inspecteur dat er geen sprake is van winst uit onderneming, maar van loon uit dienstbetrekking. Naheffingsaanslagen en boeten worden opgelegd.
Volgens Rechtbank Gelderland is er in deze zaak geen sprake van ondernemerschap. Voor de rechtbank weegt hierbij mee dat de man maandelijks een vaste vergoeding voor zijn werkzaamheden ontving, dit bedrag bij ziekte werd doorbetaald. Ook liep hij geen reëel ondernemersrisico en was er geen sprake van zelfstandigheid. Verder pleegde hij geen investeringen en werden de ontwikkelde producten eigendom van de bv waarvoor hij managementactiviteiten verrichtte.
Vervolgens bekijkt de rechtbank of sprake is van loon uit dienstbetrekking. Dit is volgens de rechtbank het geval daar de arbeidsrelatie aan de drie kenmerken voor een dienstbetrekking voldoet: verplichting tot persoonlijke arbeid, loonbetaling en gezagsverhouding. Met betrekking tot de vergrijpboetes oordeelt de rechtbank dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van grove schuld, met als gevolg dat de boetes worden vernietigd.
Bron: Rb. Gelderland 6-04-201

Halfjaarsrapportage Belastingdienst: digitaal bezwaar indienen

Het thema van de 19e halfjaarsrapportage Belastingdienst is de interactie tussen de Belastingdienst en burgers en bedrijven. Het aantal beschikkingen moet worden verlaagd en er wordt gewerkt aan een voorziening om langs digitale weg bezwaar in te dienen.

De communicatie van de Belastingdienst naar de belastingbetaler sluit nog niet voldoende aan bij de praktijk van de belastingbetaler. Mensen zijn gewend digitaal zaken te doen, terwijl de Belastingdienst nog vooral brieven stuurt. De brieven worden ook vaak op een voor de belastingbetaler onlogisch moment ontvangen, wat resulteert in (teveel) telefoontjes naar de Belastingdienst. Het streven is om de interactie met de belastingbetaler te moderniseren en te vergemakkelijken, waarbij zo veel mogelijk gebruik wordt gemaakt van digitale middelen. Het aantal juridische beschikkingen moet de komende jaren sterk worden verminderd. Belastingplichtigen moeten bijvoorbeeld op ieder gewenst moment overzicht hebben van hun fiscale situatie. Het aantal formele bezwaren moet omlaag.
Er wordt op dit moment gewerkt aan een nieuwe voorziening om langs digitale weg bezwaar in te dienen. Onderdeel van de nieuwe voorziening is een module die de belastingplichtige meer duidelijkheid kan geven over het nut en de noodzaak om bezwaar in te dienen, en die aangeeft of er ook een andere route is voor wat hij wil bereiken (bijvoorbeeld een verzoek om uitstel van betaling indienen). Verder zal in de nieuwe voorziening het verloop van een ingediend bezwaar zichtbaar zijn. Een nieuwe, digitale aangifte als correctie op de al ingediende aangifte wordt nu vaak als bezwaarschrift behandeld hetgeen vragen oproept bij de belastingplichtige. Aanvullingen die via MijnBelastingdienst worden doorgegeven zullen in beginsel de routing gaan volgen van een verzoek om ambtshalve vermindering, in de vorm van een aangepaste aangifte. Een onjuiste aanslag wordt door de inspecteur verminderd. Indien het verzoek geheel of gedeeltelijk wordt afgewezen dan doet de inspecteur dat bij een voor bezwaar (en vervolgens beroep) vatbare beschikking zodat op een primaire afwijzing van de aanvulling altijd nog een bezwaarfase komt voordat naar de rechter moet worden gegaan.
Bron: MvF 20-04-2017

Hoge Raad over btw-correctie privégebruik auto

De wijziging in de btw-correctie voor het privégebruik van de ter beschikking gestelde auto per 1 juli 2011 heeft geleid tot massaal bezwaar tegen de laatste btw-aangifte over 2011. In vier procedures heeft de Hoge Raad inmiddels uitspraak gedaan. In twee zaken besloot de Hoge Raad tot verwijzing, in de twee andere zaken zijn de bezwaren afgewezen.

In de twee zaken waar de Hoge Raad besloot tot verwijzing viel volgens de belanghebbenden de btw-correctie over de tweede helft van 2011 aan de hand van de forfaitaire regeling van 2,7% van de cataloguswaarde te hoog uit. Daar er in beide gevallen geen kilometeradministratie was bijgehouden was het volgens het hof in deze zaken niet mogelijk de btw te corrigeren naar het daadwerkelijke privégebruik. Dit oordeel is volgens de Hoge Raad onjuist. Het kan ook mogelijk zijn het daadwerkelijk privégebruik met statistische methoden te benaderen. Het verwijzingshof mag hier nogmaals naar kijken.
In een derde zaak betrof het een ondernemer waarbij een auto uit het bedrijfsvermogen om niet ter beschikking was gesteld. De ondernemer betoogde onder meer dat het neutraliteitsbeginsel was geschonden, door een verschil in behandeling tussen een werkgever die een auto in eigendom heeft en een ondernemer die de ter beschikking gestelde bestelauto heeft geleased. Hierover had het hof geoordeeld dat de levering van en goed of een dienst voor de omzetbelasting wezenlijk verschillende prestaties zijn die elk een eigen behandeling rechtvaardigen. Van schending van het neutraliteitsbeginsel was dus geen sprake. De Hoge Raad volgt dit oordeel.
Ook in de vierde zaak werd vergeefs strijdigheid met het neutraliteitsbeginsel aangevoerd. In deze zaak waren bestelauto’s aan werknemers ter beschikking gesteld. Deze mochten ze ook privé gebruiken, waar tegenover een eigen bijdrage van € 100 per vier weken stond. Volgens de belanghebbende moest voor de correctie van het privégebruik uitgegaan worden van de eigen bijdrage. Volgens de Hoge Raad kon op grond van de regeling sinds 1 juli 2011 (art. 8, lid 4, Wet OB 1968) niet de tegenprestatie (€ 100) als maatstaf van heffing worden genomen, maar de normale waarde van de dienst. Een werknemer kan immers als verbonden persoon in de zin van art. 80 BTW-richtlijn worden aangemerkt.
Bron: HR 21-04-2017

Verzuimboeten Vpb, wanneer matiging?

Per 1 januari 2016 is het matigingsbeleid voor verzuimboeten inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting komen te vervallen. Tegelijkertijd zijn de praktische werkafspraken Belastingdienst daarover ingetrokken. Een recent WOB-verzoek maakt duidelijk in welke situatie nu een beroep kan worden gedaan op matiging van de boete.

In het WOB-verzoek is gevraagd of er sprake is van een nieuwe werkinstructie. De staatssecretaris laat weten dat dit niet het geval is. Ook is er volgens de staatssecretaris geen nieuw beleid op grond waarvan tot matiging wordt overgegaan. Medewerkers van de Belastingdienst hebben wel in 2016 een jurisprudentieoverzicht ontvangen dat betrekking heeft op de matiging van verzuimboeten.
Dit memo heeft de staatssecretaris in verband met het WOB-verzoek openbaar gemaakt. Uit het memo blijkt dat er de laatste jaren vrijwel geen uitspraken verschenen zijn over matiging van verzuimboeten voor de inkomstenbelasting. Het memo geeft een overzicht van relevante hofuitspraken over de matiging van verzuimboeten vennootschapsbelasting waarbij de strafverminderende omstandigheden met het bedrag van de gematigde verzuimboete worden getoond.
Deze hofuitspraken geven het volgende beeld: bij een samenstel van strafverminderende omstandigheden wordt vaak gematigd naar € 500. Daarbij leiden de volgende vier omstandigheden vaak tot matiging: (1) geringe termijnoverschrijding (van maximaal 10 dagen), (2) eerste verzuim, (3) kleine, met eenmanszaak vergelijkbare, Vpb-plichtige en (4) slechte financiële positie of beperkte draagkracht.
Als een belanghebbende in zijn bezwaarschrift één van de vier hiervoor genoemde omstandigheden aannemelijk maakt, wordt in ieder geval matiging overwogen (halvering van standaardboete). Als een belanghebbende in zijn bezwaarschrift twee of meer van de vier hiervoor genoemde omstandigheden aannemelijk maakt, wordt matiging naar ongeveer € 500 overwogen.
Bron: MvF 18-04-2017

Onderhandelingsresultaat cao kleinmetaal

Na vijf onderhandelingsrondes is er eind vorige week een onderhandelingsresultaat bereikt voor de cao’s kleinmetaal. De cao is van toepassing voor de volgende sectoren: het Carrosseriebedrijf, Goud- en Zilvernijverheid, Isolatiebedrijf, Metaalbewerkingsbedrijf en het Technisch Installatiebedrijf.

Voor de werknemers in de kleinmetaal is een cao afgesproken met een looptijd van 1 mei 2017 tot en met 31 mei 2019. Gedurende die looptijd worden de lonen in totaal met 4,16% verhoogd. De eerste loonsverhoging is in augustus van dit jaar (1,75%), daarna volgt nog een verhoging per 1 januari 2018 (0,35%), per 1 juli 2017 (1,75%) en per 1 januari 2019 (0,31%).
Met de wijziging van de wet minimumloon (verlaging leeftijdsgrens volwassen minimumloon naar 22 jaar) zal per 1 juli 2017 ook de schaal voor 22-jarigen uit de cao verdwijnen.
Verder is een belangrijke afspraak in de cao het zogenoemde generatiepact. Dit generatiepact biedt vanaf 1 januari 2018 werknemers van 62 jaar en ouder de mogelijkheid korter te werken tegen inlevering van deel salaris, maar met behoud van volledige pensioenopbouw. Werknemers hebben hierbij de keuze uit drie varianten voor werken – salaris – pensioenopbouw: 60-80-100, 70-85-100 of 80-90-100. Een werknemer die gebruik maakt van de regeling levert zijn leeftijdsdagen in.
Bron: CNV Vakmensen 21-04-2017

Minder secretaresses, meer accountants

De arbeidsmarkt voor mensen met een economisch-administratief beroep krimpt. Dit geldt vooral voor functies op laag of middelbaar niveau, zoals administratief medewerkers, secretariaatsmedewerkers en receptionisten. Het aantal administratieve krachten op dit niveau daalde tussen 2013 en 2016 met bijna 39.000 (-5%). Met name onder secretaresses is de banenkrimp sterk. Daar staat tegenover dat de vraag naar hoger administratief personeel – bijvoorbeeld hypotheekadviseurs of registeraccountants – aantrekt.

In totaal hebben circa anderhalf miljoen mensen in Nederland werkzaam een economisch-administratief beroep. Ruim de helft daarvan heeft een functie op lager of middelbaar niveau. De krimp in deze functies komt vooral door automatisering en digitalisering. Eind maart 2017 verstrekte UWV ongeveer 95.000 WW-uitkeringen aan mensen met een economisch-administratief beroep. Ruim een kwart wordt verstrekt aan laagopgeleiden, terwijl deze groep slechts 13% uitmaakt van het aantal werkzame krachten.
Tussen 2013 en 2016 nam het aantal secretariële banen met 11.000 af (-19%). Ook is de rol van de secretaresse de afgelopen jaren veranderd en wordt het takenpakket verbreed met bijvoorbeeld werkzaamheden op het gebied van HRM, eventmanagement of financiën. Door de veranderingen in de functie en door de banenkrimp is het momenteel lastig voor werkzoekende secretaresses om werk te vinden. Kansrijke overstapmogelijkheden liggen veelal buiten het administratieve werkveld, zoals op het terrein van klantcontact, marketing of arbeidsbemiddeling.
De vraag naar administratief personeel op hbo- of wo-niveau neemt juist toe. Controle van gegevens, analytische vaardigheden en advies aan klanten zijn zaken die niet volledig geautomatiseerd kunnen worden. Er is met name veel vraag naar hypotheekadviseurs, assistent-accountants en –controllers en registeraccountants.
Bron: UWV 20-04-2017

Aanmaning vereist voor omkering bewijslast

Voor omkering van de bewijslast is onder meer vereist dat de belastingplichtige een aanmaning heeft ontvangen. Heeft hij deze niet ontvangen, dan ook geen omkering van de bewijslast.

Een dga heeft verzuimd aangiften IB over de jaren 2011- 2013 in te dienen. De inspecteur heeft de aanmaning verzonden naar het woonadres van de dga, maar deze stelt geen aanmaning te hebben ontvangen. De dga had een adreswijziging doorgegeven en het had de fiscus bekend moeten zijn dat de herinnering voor het doen van aangifte en de aanmaning naar het adres van diens gemachtigde moesten worden verzonden. De inspecteur stelt de aangifte IB 2011 ambtshalve vast en legt tevens een verzuimboete op. Rechtbank Zeeland-West-Brabant volgt de dga in zijn standpunt dat de aanmaning hem niet heeft bereikt. Ook al was deze naar het woonadres van de dga gestuurd, dit was niet het adres dat de dga had doorgegeven. Het hof volgt echter wel de inspecteur. Het hof oordeelt dat de vereiste aangifte niet is gedaan indien vast staat dat de dga is uitgenodigd tot het doen van aangifte en deze vervolgens niet tijdig aangifte heeft gedaan. Het is volgens het hof niet vereist dat de man tevens is aangemaand tot het doen van aangifte. Volgens de Hoge Raad is dit oordeel echter onjuist: het hof heeft miskend dat aanmaning tot het doen van aangifte nodig is voor omkering en verzwaring van de bewijslast.
Bron: HR 14-04-2017

Transitievergoeding voor ontslagen zorgverleenster

Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden is de arbeidsovereenkomst tussen een zorgverleenster en een PGB-houder weliswaar een bijzondere arbeidsovereenkomst, maar dit verhindert niet dat bij beëindiging van de overeenkomst vanwege de ‘werkgever’ een transitievergoeding verschuldigd kan zijn. Het is niet aan de rechter om hier in een eventuele omissie te voorzien.

Een zorgverleenster verleent sinds december 2006 verschillende vormen van zorg aan een particulier. Haar salaris wordt betaald vanuit het PGB van de cliënt en rechtstreeks door de Svb aan de zorgverleenster betaald. Vanaf januari 2010 is de zorgverlening schriftelijk vastgelegd in een zorgovereenkomst/arbeidsovereenkomst. November 2015 ontstaat er een conflict tussen beiden, waarna de hulpverleenster de woning verlaat. Volgens de cliënt neemt zij ontslag. Volgens de hulpverleenster is hiervan geen sprake, is er over beëindiging van de werkzaamheden geen overeenstemming en moet het loon worden doorbetaald.
Het geschil wordt voorgelegd aan de kantonrechter die op verzoek van de cliënt de arbeidsovereenkomst beëindigt, maar geen transitievergoeding toekent, omdat dit volgens de kantonrechter onredelijk zou zijn. In hoger beroep bij Hof Arnhem-Leeuwarden heeft de hulpverleenster echter meer succes: het hof kent haar een transitievergoeding van € 3.467 netto toe. Het hof onderkent dat de arbeidsovereenkomst in dit geval anders is dan een reguliere arbeidsovereenkomst. Om aanspraak te kunnen maken op het PGB moet de zorgvrager de zorgverlener als werknemer in dienst moeten nemen (in plaats van met deze een overeenkomst van opdracht te sluiten). Echter de wetgever heeft geen aanleiding gezien om voor dergelijke arbeidsovereenkomsten een uitzondering te maken op de transitievergoeding. Indien daadwerkelijk sprake mocht zijn van een omissie, dan ligt het op de weg van de wetgever om daar (alsnog) in te voorzien. Het gaat de rechtsvormende taak van de rechter te buiten om daarover te oordelen. Verder oordeelt het hof dat niet was gebleken dat het betalen van de transitievergoeding voor de PGB-houder, ook niet eventueel in termijnen, onmogelijk is. In ieder geval komt uit die gegevens niet naar voren dat hij op één lijn gesteld zou kunnen met een werkgever op wie de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is (art. 7:673c lid 1 BW).
Bron: Hof Arnhem-Leeuwarden 22-03-2017