Betaalde premies voor lijfrente-voorzieningen zijn onder voorwaarden aftrekbaar. De premies zijn aftrekbaar voor mensen die op 1 januari niet meer dan vijf jaar ouder zijn dan de AOW-leeftijd. De aftrek is begrensd op 30% van de premiegrondslag. De premiegrondslag is het totaal van de winst uit onderneming, het resultaat uit werkzaamheden, het loon uit dienstbetrekking en de ontvangen periodieke uitkeringen en verstrekkingen in het vorige jaar. De premiegrondslag bedraagt maximaal € 128.810 in 2023 en wordt verminderd met een bedrag van € 13.646. De aftrekbare premie bedraagt maximaal € 34.550. Wie in de voorgaande tien jaar minder dan het maximum aan premies in aftrek heeft gebracht, kan het niet aangewende bedrag alsnog in aftrek brengen tot een maximum van € 38.000.

Voor tijdelijke oudedagslijfrenten geldt als voorwaarde voor aftrekbaarheid van de premie dat het bedrag van de jaarlijkse uitkering niet hoger mag zijn dan € 24.168. De uitkeringen mogen niet eerder ingaan dan in het jaar waarin men de AOW-leeftijd bereikt en niet later dan vijf jaar na dat tijdstip.

Bron:Overig | publicatie | 06-11-2023

Mensen met een sterk wisselend inkomen in box 1 kunnen met een beroep op de middelingsregeling een vermindering van belasting verkrijgen. De inkomens over drie opeenvolgende jaren worden gemiddeld waarna de belasting per jaar over het gemiddelde inkomen wordt berekend. Het verschil tussen de eerder berekende belasting en de herrekende belasting, verminderd met een drempelbedrag van € 545, wordt op verzoek teruggegeven. De middelingsregeling is per 1 januari 2023 afgeschaft. Middeling is voor het laatst mogelijk over een tijdvak waarin het inkomen over het jaar 2022 is begrepen. Dat betekent dat middeling voor het laatst mogelijk is over de jaren 2022 tot en met 2024.

Bron:Overig | publicatie | 06-11-2023

Voor de aftrek van giften aan het algemeen nut beogende instellingen en aan steunstichtingen SBBI geldt een drempel van 1% van het verzamelinkomen van u en uw fiscale partner samen, met een minimum van € 60. Betaal de geplande giften voor twee jaar in één jaar om de invloed van de aftrekdrempel te beperken.

Voor giften in de vorm van een periodieke uitkering met een looptijd van ten minste vijf jaar geldt de aftrekdrempel niet, maar wel een plafond van € 250.000 per jaar.

Bron:Overig | publicatie | 06-11-2023

Tarieven

De vennootschapsbelasting kent twee tarieven. Het lage tarief is van toepassing over de eerste tariefschijf. Het hoge tarief is verschuldigd over de winst boven de eerste tariefschijf. Het hoge tarief bedraagt zowel in 2023 als in 2024 25,8%. Het lage tarief bedraagt in beide jaren 19%. Ook de eerste tariefschijf, die loopt tot € 200.000, wijzigt niet.

Fiscale eenheid

Onder voorwaarden kan een groep van vennootschappen voor de vennootschapsbelasting een fiscale eenheid vormen. Voordelen daarvan zijn dat onderlinge transacties onbelast kunnen plaatsvinden en dat slechts één aangifte vennootschapsbelasting hoeft te worden gedaan. Nadelen zijn de hoofdelijke aansprakelijkheid van alle delen van de fiscale eenheid voor vennootschapsbelastingschulden en het slechts eenmaal kunnen benutten van het lage tarief. Gezien de verschillen tussen het hoge en het lage tarief kan het aantrekkelijk zijn om een bestaande fiscale eenheid te verbreken.

Wilt u per 1 januari 2024 een of meer vennootschappen uit een bestaande fiscale eenheid halen? Zorg er dan voor dat het verzoek tot verbreking uiterlijk op 31 december 2023 is ingediend. Verbreking van de fiscale eenheid per begin van het jaar kan ook wenselijk zijn als het de bedoeling is om een vennootschap in de loop van 2024 te verkopen.

Bron:Overig | publicatie | 06-11-2023

Vrije ruimte


Uitgangspunt van de werkkostenregeling is dat alle vergoedingen en verstrekkingen aan werknemers loon vormen, ook als het gaat om kosten die 100% zakelijk zijn. Er is een vrije ruimte waarbinnen vergoedingen en verstrekkingen belastingvrij gegeven kunnen worden. De vrije ruimte bedraagt in 2023 3% over de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom en 1,18% over het meerdere. In 2024 daalt de vrije ruimte naar 1,92% over de eerste € 400.000. Maak waar mogelijk nog gebruik van de hogere vrije ruimte in 2023.


Bonussen en eindejaarsuitkeringen
Bonussen en eindejaarsuitkeringen zijn doorgaans bruto. Wellicht kunt u deze uitkeringen geheel of gedeeltelijk belastingvrij doen, bijvoorbeeld in de vorm van een vergoeding voor reiskosten. Mogelijk heeft u nog een deel van de vrije ruimte over om bonussen belastingvrij uit te betalen.


Eindheffing
Is het totale bedrag aan vergoedingen en verstrekkingen aan uw werknemer hoger dan de vrije ruimte, dan moet u over het meerdere een zogenaamde eindheffing van 80% betalen.


Vrijstellingen en nihilwaarderingen


Voor bepaalde vergoedingen en verstrekkingen gelden aparte vrijstellingen, die niet ten laste komen van de vrije ruimte. Wanneer de vergoeding hoger is dan de daarvoor geldende norm, dan is het deel boven de norm belastbaar loon van de werknemer. Er zijn ook verstrekkingen die op nihil worden gewaardeerd. Daarvoor hoeft dus geen bedrag bij het loon geteld te worden.


Gerichte vrijstelling thuiswerkkosten


Sinds 2022 geldt er een gerichte vrijstelling voor de vergoeding van kosten van thuiswerken. Vergoedingen tot een bedrag van € 2,15 per thuisgewerkte dag of gedeelte daarvan zijn vrijgesteld. Voor een werkdag kan niet zowel de vrijstelling voor een thuiswerkvergoeding als de vrijstelling voor een vergoeding voor kosten van woon-werkverkeer (2023: € 0,21/km en 2024: € 0,23/km) worden toegepast. Wel kan op een thuiswerkdag een vergoeding voor een dienstreis worden toegekend. Op basis van de verhouding thuiswerkdagen en werkdagen op de vaste werkplek kan een combinatie van thuiswerk- en reiskostenvergoeding worden gegeven.


Vrijstelling OV-abonnementen en voordeelurenkaarten


In het Belastingplan 2024 wordt voorgesteld om het privégebruik van een door de werkgever vergoede of verstrekte OV-kaart gericht vrij te stellen, als de werknemer de OV- kaart ook voor zakelijke reizen, waaronder woon-werkverkeer, gebruikt. Deze vrijstelling gaat in per 1 januari 2024.

Bron:Overig | publicatie | 06-11-2023

Het tarief waartegen de aftrek van ondernemersfaciliteiten, betaalde hypotheekrente en de persoonsgebonden aftrek in de hoogste tariefschijf worden verrekend is niet het tabeltarief van 49,5% maar het tarief van de eerste schijf. In 2023 bedraagt dit 36,93% en in 2024 36,97%. De hoogste tariefschijf begint in 2023 bij een inkomen van € 73.031 en in 2024 bij € 75.518. Het voordeel van deze aftrekposten is hierdoor beperkt voor mensen met een hoger inkomen in box 1 van de inkomstenbelasting.

Voor ondernemers gaat het om de volgende faciliteiten:

  • de zelfstandigenaftrek;
  • de aftrek speur- en ontwikkelingswerk;
  • de meewerkaftrek;
  • de startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid;
  • de stakingsaftrek; en
  • de mkb-winstvrijstelling. Anders dan eerder aangekondigd gaat deze in 2024 niet omlaag naar 12,7% maar naar 13,31% van de winst.

Onder de persoonsgebonden aftrek vallen:

  • uitgaven voor onderhoudsverplichtingen;
  • uitgaven voor specifieke zorgkosten;
  • weekenduitgaven voor gehandicapten; en
  • aftrekbare giften.

Het zo mogelijk naar voren halen van uitgaven die kwalificeren als persoonsgebonden aftrek of het in 2023 vooruit betalen van hypotheekrente over de eerste helft van 2024 kan voordelig zijn.

Bron:Overig | publicatie | 06-11-2023

Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

De kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) voor investeringen boven € 2.600 tot € 63.716 bedraagt 28% met een maximum van € 17.841. De KIA blijft vervolgens € 17.841 tot een investeringsbedrag van € 117.991, om daarna af te nemen met 7,56% van het meerdere. In 2024 bedraagt de KIA 28% van het investeringsbedrag voor investeringen boven € 2.849 tot € 69.840. Het maximum is dan € 19.555. De KIA blijft vervolgens gelijk tot een investeringsbedrag van € 129.330, om daarna af te nemen met 7,56% van het meerdere. Door uw investeringen slim te plannen kunt u de KIA optimaliseren. De KIA geldt niet voor alle bedrijfsmiddelen.

In aanvulling op de KIA heeft u mogelijk recht op milieu-investeringsaftrek (MIA) of op energie-investeringsaftrek (EIA).

MIA

De MIA is een subsidieregeling voor de investering in milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen. De aftrekpercentages van de MIA wijzigen in 2024 niet ten opzichte van 2023. De hoogte van de percentages is afhankelijk van de categorie waarin het bedrijfsmiddel is ingedeeld. Voor categorie I bedraagt de aftrek 45%, voor categorie II 36% en voor categorie III 27%.

EIA

De EIA is een subsidieregeling voor de investering in energiezuinige bedrijfsmiddelen. Het percentage van de aftrek bedraagt in 2023 45,5. In 2024 daalt de aftrek naar 40% van het investeringsbedrag. Houd daar zo mogelijk rekening mee bij uw investeringsplanning. 

Om in aanmerking te komen voor MIA of EIA moet de investering per bedrijfsmiddel ten minste € 2.500 bedragen.

Plan de verkoop van bedrijfsmiddelen

Bij de verkoop van bedrijfsmiddelen, waarvoor u eerder KIA heeft gehad, moet u een deel van het genoten voordeel terugbetalen als de verkoop plaatsvindt binnen vijf jaar na het begin van het kalenderjaar van aanschaf. Stel de verkoop zo mogelijk uit tot na het vijfde jaar.

Bron:Overig | publicatie | 06-11-2023

De Nationale Hypotheek Garantie (NHG) is een vangnet voor mensen, die door bijzondere omstandigheden hun hypotheeklasten niet meer kunnen betalen. Een bijkomend voordeel van de NHG is dat vaak een lagere rente van toepassing is dan zonder de garantie. De NHG geldt niet onbeperkt, maar tot een jaarlijks vastgestelde woningwaarde. De NHG-grens is voor 2024 vastgesteld op € 435.000. In 2023 bedraagt de NHG-grens € 405.000. De NHG-grens ligt hoger wanneer aanvullende energiebesparende voorzieningen worden meegefinancierd. In dat geval is de NHG-grens € 461.100. Voor de NHG moet eenmalig een provisie van 0,6% over het bedrag van de lening worden betaald.

De NHG-grens gold tot 2023 als maatstaf voor het aanmerken van een koopwoning als betaalbaar. Door de sterke stijging van de NHG-grens zijn de NHG-grens en de betaalbaarheidsgrens inmiddels losgekoppeld. De betaalbaarheidsgrens bedraagt € 355.000 in 2023. Na indexatie bedraagt de betaalbaarheidsgrens in 2024 € 390.000.

Bron:Overig | publicatie | 24-10-2023

De Tweede Kamer heeft de wetsvoorstellen van het pakket Belastingplan 2024 aangenomen. Dat ging niet zonder slag of stoot, getuige het grote aantal aangenomen amendementen waarmee de oorspronkelijke voorstellen zijn gewijzigd. De belangrijkste wijzigingen zijn:

Inkomstenbelasting

  • Het hoge tarief in box 2 bedraagt per 1 januari 2024 niet 31% maar 33%.
  • Het maximumbedrag van een schuld aan de eigen vennootschap (excessief lenen uit de eigen bv) wordt per 1 januari 2024 verlaagd van € 700.000 naar € 500.000.
  • Het tarief in box 3 gaat per 1 januari 2024 naar 36%.
  • De tabelcorrectiefactor wordt verlaagd naar 1,094941. De hoogste tariefschijf voor de loon- en inkomstenbelasting begint daardoor bij een bedrag van € 75.518. De verlaging van de correctiefactor heeft ook gevolgen voor de arbeidskorting.
  • De mkb-winstvrijstelling bedraagt in 2024 13,31%.
  • De vrijstelling voor groen sparen en beleggen in box 3 wordt per 1 januari 2025 verlaagd naar € 30.000.
  • De IACK wordt afgebouwd in negen stappen, ingaande per 1 januari 2027. De IACK blijft van toepassing voor alle ouders die voldoen aan de inkomens- en gezinsvoorwaarden, dus ook voor ouders van kinderen geboren na 31 december 2024. Per 1 januari 2035 zal de IACK zijn uitgewerkt.

Loonbelasting

  • De 30%-regeling wordt per 1 januari 2024 versoberd. Gedurende de eerste 20 maanden van de looptijd bedraagt de vrijstelling 30% van het belastbare loon, voor de volgende 20 maanden 20% en daarna gedurende maximaal 20 maanden 10%. De maximale looptijd van de regeling bedraagt 60 maanden. Er geldt een overgangsregeling voor werknemers die in 2023 beschikken over een 30%-beschikking.

Werknemersverzekeringen

  • Het hoge tarief van de Aof-premie wordt verhoogd met 0,05%-punt.

Bedrijfsopvolgingsregelingen

  • Van de waarde van een onderneming voor de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) boven het plafond van de volledige vrijstelling is per 1 januari 2025 75% vrijgesteld. Nu is dat nog 83%. In het wetsvoorstel was een verlaging naar 70% voorgesteld. De drempel van een indirect aanmerkelijk belang van 0,5%, als de verkrijger een bloed- of aanverwant in de neergaande lijn is, vervalt per 1 januari 2025.
  • Per 1 januari 2024 vallen aan derden ter beschikking gestelde onroerende zaken niet meer onder de BOR en de doorschuifregeling voor het aanmerkelijk belang in de inkomstenbelasting. De terbeschikkingstelling van landbouwgrond in het kader van voor teelten noodzakelijke vruchtwisseling op grond van een pachtovereenkomst is daarvan uitgezonderd. De voorwaarde dat een pachtovereenkomst is geregistreerd bij de grondkamer vervalt.

Vennootschapsbelasting

  • De voorgestelde afschaffing van de giftenaftrek vervalt.

Dividendbelasting

  • De inkoopfaciliteit in de dividendbelasting vervalt per 1 januari 2025. Dit heeft tot gevolg dat de inkoop van eigen aandelen even zwaar wordt belast als het uitkeren van dividend.

Bankenbelasting

Beide tarieven van de bankenbelasting worden verhoogd. Het tarief over het deel van het belastbare bedrag dat betrekking heeft op kortlopende schulden wordt verhoogd van 0,044% naar 0,058%. Het tarief over het deel van het belastbare bedrag dat op langlopende schulden betrekking heeft, wordt verhoogd van 0,022% naar 0,029%.

Energiebelasting

  • De belastingvermindering wordt voor 2024 verhoogd en bedraagt dan € 521,78 (exclusief omzetbelasting).
  • De afschaffing van de vrijstelling duaal verbruik en non-energetisch gebruik kolen wordt vervroegd van 2028 naar 2027.
  • Het energiebelastingtarief voor walstroom wordt vanaf 2024 in tien jaarlijkse stappen verhoogd. Daarmee wordt de verlaging van het energiebelastingtarief op elektriciteit in de eerste schijf gefinancierd.
  • Het afbouwpad voor het verlaagde tarief voor de glastuinbouw wordt verlengd naar tien jaar. Ter dekking komt er in 2025 een CO2-heffing voor de glastuinbouwsector.

Vliegbelasting

Per 1 juli 2024 wordt het maximaal toegelaten startgewicht voor de vliegbelasting verlaagd naar 4.000 kilogram. Vliegtuigen, die worden ingezet als sproei-, les- of ambulancevliegtuig kunnen bij AMvB worden uitgezonderd van de vliegbelasting.

Kansspelbelasting

Het tarief voor de kansspelbelasting wordt per 1 januari 2024 verhoogd van 29,5 naar 30,5%.

Inzagerecht

  • Een belastingplichtige of inhoudingsplichtige krijgt een recht op inzage in zijn fiscale dossier. Op een verzoek om inzage wordt gereageerd bij voor bezwaar vatbare beslissing. De fiscale geheimhoudingsplicht geldt niet voor inzage in het eigen dossier.

Accijns

  • De huidige accijnskorting voor benzine, diesel en LPG geldt ook in 2024. De jaarlijkse indexatie wordt per 1 januari 2024 niet toegepast.
  • De voorgestelde verhoging van de accijns op alcohol met 16,3% wordt nagenoeg gehalveerd. Het accijnstarief op tabak wordt verhoogd.

Proceskostenvergoeding

De voorgestelde maatregelen betreffende proceskostenvergoedingen voor de WOZ en de bom worden ook toegepast op administratiefrechtelijke sancties in verkeerszaken.

Bron:Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 25-10-2023

Naar aanleiding van recent onderzoek over de werking van emissiearme stalsystemen heeft de minister voor Natuur en Stikstof besloten om bij het berekenen van de stikstofdepositie in het kader van de aanpak piekbelasting en de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (Lbv) bij een tweetal categorieën huisvestingssystemen het gebruik van alternatieve emissiecijfers toe te staan. Deze uitzondering zal gelden voor emissiearme vloeren in de melkveesector en volièrestallen in de pluimveesector en heeft geen doorwerking op andere beleidsterreinen.

Alternatieve emissiecijfers

Melkveehouders met een emissiearme vloer krijgen vanaf nu de mogelijkheid om bij de berekening van de stikstofdepositie een emissiecijfer van 13 kg ammoniak per dierplaats per jaar te hanteren. Dit is de emissie van melkvee in een stalsysteem zonder emissiereducerende techniek. Pluimveehouders met een volièrestal kunnen vanaf nu een emissiecijfer van driemaal de waarde van de huidige emissiefactoren hanteren. 

Gevolgen

Door de aanpassing komen ondernemers met deze stalsystemen eerder in aanmerking voor genoemde regelingen. RVO neemt de komende periode contact op met ondernemers die beschikken over de betreffende stalsystemen en reeds een aanvraag hebben ingediend voor de Lbv. In overleg met deze ondernemers kan RVO zelf de berekening controleren en aanpassen. Het kan immers voorkomen dat deze ondernemers nu, met in achtneming van de nieuwe emissiecijfers, in aanmerking komen voor de Lbv-plus of voor andere regelingen onder de aanpak piekbelasting. Ook deze ondernemers kunnen, als zij dat willen, contact opnemen met een zaakbegeleider.

Sluitingsdatum Lbv en Lbv-plus

De sluitingsdatum voor de Lbv is 1 december 2023 en voor de Lbv-plus 5 april 2024.

Bron:Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | publicatie | 31-10-2023