Dit voorjaar stelt het ministerie van EZK meerdere subsidieregelingen open voor energie-innovatieprojecten en voor verduurzaming van de industrie. In totaal is een budget beschikbaar van € 270 miljoen.

Er gaat € 74 miljoen naar de regeling Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+). Deze regeling ondersteunt bedrijven en kennisinstellingen bij het uitvoeren van innovatieve pilot- en demonstratieprojecten, die leiden tot CO2-reductie in 2030. De projecten moeten bijdragen aan een CO2-vrij elektriciteitssysteem, een aardgasvrije gebouwde omgeving of een klimaatneutrale en circulaire industrie. De regeling staat open van 15 maart 2023 tot en met 31 augustus 2023.

Voor de regeling Versnelde klimaatinvesteringen industrie (VEKI) is € 138 miljoen beschikbaar. Deze regeling is bedoeld voor investeringen in CO2-besparende maatregelen waarvan de werking bewezen is, maar die nog niet rendabel zijn of een hoge terugverdientijd hebben. De VEKI is aan te vragen van 15 maart 2023 tot en met 9 januari 2024.

Daarnaast worden de Hernieuwbare Energieregeling (HER+) en tenders voor de Topsector Energie (TSE) dit voorjaar opengesteld. Deze regelingen moeten er voor zorgen dat de energietransitie betaalbaar wordt en stimuleren innovaties in de industrie op het gebied van circulaire economie.

De regelingen worden uigevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl).

Bron:Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | publicatie | 08-03-2023

De belastingheffing in box 3 van de inkomstenbelasting blijft de gemoederen bezig houden. Na het kerstarrest van de Hoge Raad kwam de staatssecretaris van Financiën met het Besluit rechtsherstel box 3. Dat besluit moet belastingplichtigen, die tijdig bezwaar hebben gemaakt tegen de aanslag inkomstenbelasting, het door de Hoge Raad voorgeschreven rechtsherstel bieden.

Hof Arnhem-Leeuwarden heeft onlangs geoordeeld dat het besluit in sommige situaties niet ver genoeg gaat. De procedure betrof iemand met een aanzienlijk vermogen in box 3. Een groot deel daarvan bestond uit spaargeld. De inkomstenbelasting in box 3 over 2018 bedroeg volgens de aanslag € 15.939. Met toepassing van het besluit rechtsherstel heeft de inspecteur de belasting in box 3 ambtshalve verminderd tot € 4.790.

Volgens het hof is onvoldoende rechtsherstel geboden. Het werkelijk behaalde rendement in 2018 bedroeg € 1.195. Dat was beduidend lager dan het rendement waarmee rekening is gehouden bij de toepassing van het besluit van € 15.967. Het hof heeft de box 3-heffing nader vastgesteld op € 358. Het hof heeft bij de vaststelling van het rendement in box 3 geen rekening gehouden met het in 2018 geleden koersverlies op beleggingen.

Gezien de financiële situatie van de belanghebbende was een verdere verlaging van de belastingheffing op grond van een individuele en buitensporige last niet aan de orde.

Bron:Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden | jurisprudentie | ECLINLGHARL20231116, 22/00093 | 06-02-2023

Het concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst verbood de werknemer om binnen twaalf maanden na het einde van zijn dienstverband in Nederland in dienst te treden van een concurrent van zijn werkgever. De vraag in een procedure was of de werknemer het concurrentiebeding heeft overtreden door in dienst te treden van een concurrent, die in België is gevestigd.

De kantonrechter heeft bij de uitleg van het concurrentiebeding de zogenaamde Haviltex-maatstaf toegepast. Dat betekent dat niet alleen naar de tekst van de bepaling moet worden gekeken. Mede bepalend is wat partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en van elkaar mochten verwachten. Bij de vraag wat partijen van elkaar mochten verwachten zijn de maatschappelijke positie en rechtskennis van partijen en de totstandkoming van de bepaling van belang.

Het concurrentiebeding is door de werkgever opgesteld. Daarover is niet onderhandeld. Over de inhoud en strekking van het concurrentiebeding is niet gesproken. Een puur grammaticale uitleg van het beding brengt naar het oordeel van de kantonrechter mee dat het de werknemer niet is toegestaan om in dienst te treden van een concurrerende vennootschap die in Nederland is gevestigd. Dat het de expliciete bedoeling van de werkgever is geweest om te voorkomen dat de werknemer voor een concurrent de Nederlandse markt zou bedienen, blijkt niet uit de tekst van het concurrentiebeding. Ter zitting heeft de werkgever verklaard dat hij wilde verhinderen dat de werknemer na zijn vertrek Nederlandse klanten van de werkgever zou werven. De kantonrechter merkt op dat een relatiebeding bij uitstek is bedoeld om een klantenbestand te beschermen. Tussen partijen is geen relatiebeding overeengekomen. De omstandigheid dat de werknemer af en toe vanuit zijn huis in Nederland werkzaamheden verricht voor zijn nieuwe werkgever houdt geen overtreding van het concurrentiebeding in.

De werknemer heeft volgens de kantonrechter door zijn indiensttreding bij een Belgische concurrent de grenzen van het concurrentiebeding opgezocht, maar niet overschreden. De kantonrechter heeft de vordering van de werkgever afgewezen.

Bron:Rechtbank Rotterdam | jurisprudentie | ECLINLRBROT20231397, 10193805 CV EXPL 22-34846 | 23-02-2023

In de Tweede Kamer zijn vragen gesteld aan de staatssecretaris van Financiën naar aanleiding van een oproep van het Register Belastingadviseurs om bezwaar te maken tegen de box 3-heffing.

De staatssecretaris is van mening dat het geboden rechtsherstel aansluit bij het oordeel van de Hoge Raad dat een forfaitair stelsel de werkelijkheid moet trachten te benaderen. Voor belastingplichtigen met hoofdzakelijk spaargeld lijkt dat te zijn gelukt. De spreiding in het rendement op spaargeld is beperkt en het forfait voor spaargeld is voor de jaren 2017-2022 vrijwel nihil. Het staat belastingplichtigen met een lager rendement dan het forfaitair bepaalde vrij om bezwaar te maken. De staatssecretaris is van mening dat met de nieuwe wettelijke regeling naar redelijkheid uitvoering wordt gegeven aan het Kerstarrest. De Belastingdienst zal bezwaarschriften, waarin gevraagd wordt om een ander rechtsherstel dan uit de wet Rechtsherstel box 3 volgt, afwijzen.

Het is onwenselijk dat belastingplichtigen tegen iedere belastingaanslag bezwaar maken om te voorkomen dat zij geen recht hebben op compensatie wanneer achteraf blijkt dat er te veel belasting is betaald. Naar aanleiding van een motie doet de staatssecretaris onderzoek naar de werking en mogelijkheden tot verbetering van de massaalbezwaarprocedure. Dit voorjaar zal de staatssecretaris de Tweede Kamer informeren over de voortgang van dit onderzoek.

Verder wordt op dit moment onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor verdere verfijning van het bestaande forfaitaire stelsel op kortere termijn. De staatssecretaris zal de uitkomsten van dat onderzoek vóór 1 mei 2023 naar de Tweede Kamer sturen.

In een aantal procedures is beslist dat het Besluit rechtsherstel box 3 de betreffende belastingplichtige onvoldoende rechtsherstel biedt. Tegen die beslissingen is of wordt cassatieberoep ingesteld bij de Hoge Raad.

Bron:Ministerie van Financiën | publicatie | 2023-0000036124 | 05-03-2023

De Belastingdienst brengt belastingrente in rekening als het vaststellen van een belastingaanslag met een te betalen bedrag te lang op zich laat wachten. De inspecteur vergoedt belastingrente als hij er te lang over doet een belastingaanslag met een uit te betalen bedrag vast te stellen. De regeling belastingrente kent twee rentepercentages: een voor de vennootschaps- en de bronbelasting, en een voor andere belastingen. Voor de hoogte van de belastingrente voor de Vpb en bronbelasting wordt aangesloten bij de wettelijke rente op handelstransacties. Deze rente is gelijk aan de basisherfinancieringsrente van de Europese Centrale Bank plus acht procentpunten. Zolang de basisherfinancieringsrente negatief was, bedroeg deze belastingrente 8%. Door de verhoging van de basisherfinancieringsrente naar 2,5% zou de belastingrente voor de vennootschapsbelasting vanaf 1 maart 2023 uitkomen op 10,5%.

De staatssecretaris van Financiën heeft bekendgemaakt dat hij voornemens is om tijdens de integrale voorjaarsbesluitvorming de percentages van de belastingrente opnieuw te bekijken. Totdat eventueel anders is besloten blijft de belastingrente voor de Vpb en de bronbelasting na 1 maart 2023 8%.

Voor te vergoeden belastingrente geldt met ingang van 1 maart 2023 een percentage van 10,5 totdat het aangepaste Besluit belasting- en invorderingsrente in werking zal zijn getreden.

Omdat het uitvoeringstechnisch niet mogelijk is om voor het vergoeden van belastingrente een ander percentage te hanteren dan voor het berekenen van belastingrente, betaalt de Belastingdienst het verschil tussen 10,5 en 8% na aan belastingplichtigen, die voor de vergoeding van belastingrente in aanmerking komen.

Bron:Ministerie van Financiën | publicatie | 2023-0000039143 | 22-02-2023

Het ministerie van EZK heeft bekendgemaakt dat mkb-ondernemingen die daarvoor in aanmerking komen vanaf 21 maart de Tegemoetkoming Energiekosten (TEK) kunnen aanvragen. De TEK-regeling is een tegemoetkoming voor de gestegen energiekosten in de periode van 1 november 2022 tot en met 31 december 2023.

Voorwaarde voor de TEK is dat de energiekosten van de onderneming minimaal gelijk zijn aan 7% van de omzet. Verder mag een bedrijf niet meer dan 249 medewerkers in dienst hebben. De omzet mag maximaal € 50 miljoen bedragen en het balanstotaal mag niet hoger zijn dan € 43 miljoen. De TEK bedraagt 50% van de energiekostenstijging boven de drempelprijs en maximaal € 160.000.

De drempelprijs is € 1,19 per m³ voor gas en € 0,35 per kWh voor elektriciteit. Voor het berekenen van de subsidie wordt verder gewerkt met een maximale prijs van € 3,19 per m³ gas en van € 0,95 per kWh elektriciteit.

De regeling wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Aanvragen van de TEK is mogelijk van 21 maart 2023 om 09.00 uur tot 2 oktober 2023 om 17.00 uur.

Bron:Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | besluit | 27-02-2023

De kleineondernemersregeling (KOR) is toegankelijk voor ondernemers die in Nederland gevestigd zijn of hier een vaste inrichting hebben. De KOR is een vrijstelling van btw voor ondernemers die een omzet van € 20.000 niet overschrijden. Kleine ondernemers brengen geen btw in rekening en hebben geen recht op aftrek van de aan hen in rekening gebrachte btw. De vrijstelling geldt op verzoek en alleen voor in Nederland belastbare prestaties. De prestaties, die een in Nederland gevestigde ondernemer in een andere lidstaat van de EU verricht, vallen niet onder de Nederlandse vrijstelling en ook niet onder de vrijstelling van een andere lidstaat. Ondernemers uit andere lidstaten kunnen geen gebruik maken van de vrijstelling in Nederland.

De Europese Richtlijn KOR brengt hier verandering in. De staatssecretaris van Financiën heeft een wetsvoorstel ingediend ter implementatie van deze richtlijn. De daarmee samenhangende wijzigingen moeten uiterlijk per 1 januari 2025 van toepassing zijn. De strekking van het wetsvoorstel is dat het vanaf 1 januari 2025 mogelijk wordt om de KOR in andere lidstaten toe te passen.

De huidige Nederlandse KOR blijft grotendeels in stand. Voor in Nederland gevestigde ondernemers, die uitsluitend in Nederland actief zijn, levert dit wetsvoorstel materieel weinig veranderingen op. Van de gelegenheid is gebruikgemaakt om enkele wijzigingen door te voeren om de verschillen in de toepassing tussen de Nederlandse vrijstelling en de vrijstelling in andere lidstaten zoveel mogelijk te beperken.

Aanpassingen betreffen de termijn voor deelname aan de KOR en de termijn dat de KOR niet van toepassing is na beëindiging van de regeling of overschrijding van het omzetplafond. De minimale deelnametermijn vervalt. Er geldt een opzegtermijn van minimaal vier weken voorafgaand aan het belastingtijdvak waarin de KOR niet meer geldt. Toepassing van de KOR is straks uitgesloten vanaf het kalenderkwartaal waarin de beëindiging door opzegging in werking treedt tot en met het daaropvolgende kalenderjaar. Als de KOR eindigt door een overschrijding van de jaaromzet in Nederland geldt de uitsluiting vanaf de levering of de dienst waardoor de overschrijding tot stand komt gedurende het resterende deel van het kalenderjaar en het daaropvolgende kalenderjaar. Anders dan nu het geval is, geldt de uitsluiting straks ook voor een ondernemer, die de KOR niet toepast, maar die in het voorafgaande kalenderjaar het omzetplafond heeft overschreden.

De Europese KOR zorgt ervoor dat in Nederland gevestigde ondernemers in aanmerking komen voor de KOR in een andere lidstaat, mits deze lidstaat een dergelijke regeling kent. Voorwaarde is dat de jaaromzet in de gehele EU onder de grens van € 100.000 blijft.

Toepassing van de KOR blijft facultatief. De keuze kunnen ondernemers voor elke lidstaat afzonderlijk maken.

De Richtlijn biedt lidstaten de mogelijkheid om te bepalen dat ondernemers gedurende een beperkte tijd de vrijstelling kunnen blijven benutten nadat zij de nationale omzetdrempel binnen een bepaalde marge hebben overschreden. Nederland maakt van deze mogelijkheid geen gebruik.

Om in een andere lidstaat de KOR toe te passen heeft een ondernemer een individueel nummer met het achtervoegsel “EX” nodig. Dit is te verkrijgen via een kennisgeving aan de inspecteur. De ondernemer die de grensoverschrijdende KOR toepast moet elk kwartaal informatie over zijn omzet in de EU verstrekken.

Voor ondernemers uit een andere lidstaat, die gebruik willen maken van de Nederlandse KOR, geldt een soortgelijke procedure.

Het wetsvoorstel kent een overgangsregeling voor Nederlandse ondernemers. Zij kunnen vanaf 1 oktober 2024 tot en met 3 december 2024 aan de inspecteur melden dat zij de KOR per 1 januari 2025 in Nederland willen toepassen. Ondernemers, die de huidige KOR toepassen, hoeven geen melding te doen.

Bron:Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 23-02-2023

De staatssecretaris van Financiën heeft een internetconsultatie geopend over fiscale regelingen. Het kabinet heeft het voornemen om voorstellen te doen om fiscale regelingen te verbeteren of af te schaffen om het belastingstelsel eenvoudiger te maken. Er wordt gekeken of bestaande fiscale regelingen maatschappelijk en economisch te verantwoorden zijn en of een regeling op een efficiënte manier bijdraagt aan het beoogde doel. Belangstellenden kunnen inbreng leveren door de vragenlijst in te vullen. Dat kan tot en met 9 april 2023. 

Bron:Ministerie van Financiën | publicatie | 22-02-2023

Uit het buitenland aangeworven werknemers komen op verzoek en onder voorwaarden in aanmerking voor toepassing van de 30%-regeling. De regeling houdt in dat 30% van de bruto beloning als belastingvrije vergoeding voor de extra kosten buiten het land van herkomst kan worden verstrekt. De 30%-regeling kent een looptijd van maximaal vijf jaar. De looptijd van de regeling wordt verkort met perioden van eerder verblijf in Nederland.

De Belastingdienst heeft een verzoek om toepassing van de 30%-regeling voor een ingekomen werknemer gehonoreerd. De looptijd van de regeling is verkort met de periode van eerder verblijf in Nederland van de werknemer. Volgens het verzoek is die periode aangevangen in januari 1996 en heeft dat verblijf geduurd tot en met december 2001. Tegen de beschikking is geen bezwaar gemaakt, ondanks dat de werknemer aan de adviseur had gemeld dat de periode van eerder verblijf in Nederland in januari 1997 was aangevangen. In verband met een wijziging van werkgever is een verzoek tot voortzetting van de 30%-bewijsregeling ingediend. Ook in dat verzoek is aangegeven dat het eerdere verblijf in januari 1996 is aangevangen. De Belastingdienst heeft het verzoek toegewezen. Tegen deze beschikking is geen bezwaar gemaakt.

Vervolgens is kort voor het aflopen van de 30%-bewijsregeling een nieuw verzoek ingediend, uitgaande van een kortere periode van eerder verblijf in Nederland. Dat verzoek is volgens Hof Amsterdam terecht afgewezen, omdat de werknemer ten tijde van het indienen van het verzoek geen ingekomen werknemer meer was. Het  Uitvoeringsbesluit Loonbelasting voorziet niet in de mogelijkheid tot heroverweging of wijziging van de looptijd van een beschikking voor de 30%-bewijsregeling. Volgens het hof kan een hernieuwde aanvraag of een verzoek om ambtshalve herziening evenmin leiden tot herziening van de vastgestelde looptijd.

Het hof heeft de andersluidende uitspraak van de rechtbank Noord-Holland vernietigd.

Bron:Gerechtshof Amsterdam | jurisprudentie | ECLINLGHAMS2023331, 21/01712 | 30-01-2023

De Hoge Raad heeft een uitspraak van Hof Den Haag vernietigd. Voor het hof was in geschil of de zaak teruggewezen moest worden naar de rechtbank. De belanghebbende was niet ter zitting van de rechtbank verschenen omdat zij de uitnodiging voor de zitting niet zou hebben ontvangen. Het hof heeft aan het dossier van de rechtbank ontleend dat de uitnodiging voor de zitting tijdig aangetekend is verzonden naar het adres van de belanghebbende. Het dossier bevatte een e-mail van PostNL waarin is bevestigd dat de uitnodiging op dat adres is bezorgd.

Het door PostNL vervaardigde document van bezorging van de uitnodiging voor de zitting vermeldt een ander adres dan het adres van de belanghebbende. Het oordeel van het hof, dat de uitnodiging tijdig en op regelmatige wijze op het adres van de belanghebbende is aangeboden, is volgens de Hoge Raad onbegrijpelijk. De Hoge Raad heeft de zaak teruggewezen naar de rechtbank.

Bron:Hoge Raad | jurisprudentie | ECLINLHR2023248, 22/01349 | 16-02-2023