De staatssecretaris van Financiën heeft gereageerd op een brief over de belastingheffing van inwoners van Nederland met een Duits socialezekerheidspensioen. Volgens de briefschrijver ondervindt deze groep negatieve inkomensgevolgen van het belastingverdrag met Duitsland uit 2012. Onder het oude belastingverdrag met Duitsland was het heffingsrecht over deze pensioenen aan Duitsland toegewezen. Het huidige verdrag wijst het heffingsrecht over pensioenen, lijfrenten en socialezekerheidsuitkeringen toe aan de woonstaat als het totaal van de uit de andere staat ontvangen uitkeringen niet meer dan € 15.000 per jaar bedraagt.

Tijdens de goedkeuringsprocedure van het nieuwe verdrag zijn rekenvoorbeelden gegeven, waarbij zich geen inkomensachteruitgang voordeed. De exacte gevolgen zijn echter afhankelijk van de feiten en omstandigheden van een individuele belastingplichtige. De staatssecretaris wijst erop dat de belastingdruk voor inwoners van Nederland die een Duits pensioen van € 15.000 of minder ontvangen niet anders is dan voor inwoners van Nederland die een gelijk bedrag aan Nederlands pensioen ontvangen bij overigens gelijke omstandigheden. Er is daarom geen aanleiding om eenzijdig een vrijstelling te verlenen in situaties waarin het heffingsrecht over Duitse pensioenen aan Nederland wordt toegewezen.

Bron: Ministerie van Financiën | publicatie | 2021-0000201360 | 18-10-2021

De staatssecretaris van SZW heeft de bedragen van het bruto wettelijk minimumloon per 1 januari 2022 gepubliceerd. Ten opzichte van de sinds 1 juli 2021 geldende bedragen zijn deze met 1,41% verhoogd. Uitgaande van een voltijds dienstverband gelden de volgende bedragen.

Leeftijd Percentage Per maand Per week Per dag
 21 jaar en ouder  100  € 1.725,00  € 398,10  € 79,62
 20 jaar  80  € 1.380,00  € 318,50  € 63,70
 19 jaar  60  € 1.035,00  € 238,85  € 47,77
 18 jaar  50  € 862,50  € 199,05  € 39,81
 17 jaar  39,5  € 681,40  € 157,25  € 31,45
 16 jaar  34,5  € 595,15  € 137,35  € 27,47
 15 jaar  30  € 517,50  € 119,45  € 23,89

Voor werknemers in de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) in de leeftijd van 18 tot en met 20 jaar gelden afwijkende staffels en bedragen.

Leeftijd Percentage bbl Per maand Per week Per dag
 20 jaar  61,5  € 1.060,90  € 244,85  € 48,97
 19 jaar  52,5  € 905,65  € 209,00  € 41,80
 18 jaar  45,5  € 784,90  € 181,15  € 36,23
Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | nr. 2021-0000161578, Staatscourant 2021, Nr. 44177 Fri, 22 Oct 2021 00:00:00 +0100

In verband met de coronacrisis heeft de Belastingdienst tijdelijk geen invorderingsmaatregelen getroffen. Dat gold onder meer voor de motorrijtuigenbelasting. Per 1 oktober is de Belastingdienst weer begonnen met de invordering van belastingschulden. De staatssecretaris van Financiën biedt mensen die naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting niet hebben betaald de mogelijkheid van kort uitstel van betaling. Dat geldt ook als inmiddels meer dan vier maanden zijn verstreken na de uiterste betaaldatum van de aanslag. De ontvanger kan voor naheffingsaanslagen  motorrijtuigenbelasting, die voor 1 oktober betaald moesten zijn, uitstel van betaling toekennen voor maximaal vier maanden, te rekenen vanaf 1 oktober 2021. Dit betekent dat als het uitstel per 1 november 2021 wordt verleend, het uitstel nog maximaal drie maanden kan bedragen.

Bron: Ministerie van Financiën | besluit | nr. 2021-193728, Staatscourant 2021, Nr. 43027 | 05-10-2021

De staatssecretaris van Financiën heeft een tweede nota van wijziging inzake het Belastingplan 2022 ingediend bij de Tweede Kamer. De nota van wijziging bevat de fiscale uitwerking van twee door de Kamer aangenomen moties en enkele technische verbeteringen.

Het maximum van de algemene heffingskorting wordt met € 14 verhoogd per 1 januari 2022.

De earningsstrippingmaatregel beperkt de aftrekbaarheid van het verschil tussen rentelasten en -baten van geldleningen in de vennootschapsbelasting, voor zover dat verschil meer bedraagt dan 30% van de gecorrigeerde winst of € 1 miljoen. Voorgesteld wordt om dit percentage van 30 te verlagen tot 20.

Het hoge tarief van de vennootschapsbelasting gaat per 1 januari 2022 omhoog van 25 naar 25,8%. De verhoging dient ter financiering van de verhoging van de salarissen in de zorg.

In het wetsvoorstel Belastingplan 2022 is de bevoegdheid voor de inspecteur opgenomen om binnen vijf jaar na afloop van het jaar waarin voorheffingen zijn geheven een (herzienings)beschikking inzake voort te wentelen voorheffingen (voorheffingenbeschikking) vast te stellen. Deze termijn is niet toereikend wanneer met toepassing van de verlengde navorderingstermijn van twaalf jaar een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting is opgelegd. Voorgesteld wordt om de termijn voor het vaststellen van een (herzienings)beschikking inzake voort te wentelen voorheffingen in de betreffende gevallen te laten aansluiten op de navorderingstermijn.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 2021-0000208934 | 14-10-2021

De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel ter invoering van een conditionele bronbelasting op dividenden aangenomen. Dit wetsvoorstel is een aanvulling op de Wet bronbelasting 2021 met als doel het onbelast wegstromen van dividenden vanuit Nederland naar laagbelastende landen en in misbruiksituaties te verhinderen. Een laagbelastend land kent een statutair winstbelastingtarief dat lager is dan 9%. Het wetsvoorstel is ook van toepassing op dividenden die worden uitgekeerd naar landen, die op de EU-lijst van non-coöperatieve landen staan. Het is de bedoeling dat het wetsvoorstel per 1 januari 2024 in werking treedt.

Dividenduitkeringen binnen concernverband vinden nu nog plaats zonder inhouding van dividendbelasting. De conditionele bronbelasting moet dat voorkomen wanneer een dividenduitkering binnen een concern wordt gedaan aan een vennootschap die is gevestigd in een laagbelastende of non-coöperatieve jurisdictie. Het wetsvoorstel heeft ook betrekking op dividenduitkeringen door niet-houdstercoöperaties, aangezien deze niet zijn onderworpen aan dividendbelasting. Het tarief van de conditionele bronbelasting op dividenden is gelijk aan het hoge tarief van de vennootschapsbelasting. Dat bedraagt nu 25%, maar met ingang van 2022 vermoedelijk 25,8%.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 35779 | 29-09-2021

De eigenwoningregeling in de inkomstenbelasting is van toepassing op een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat een belastingplichtige op grond van eigendom als hoofdverblijf ter beschikking staat en waarvan de waardeverandering de belastingplichtige of zijn partner voor 50% of meer aangaat.

De Belastingdienst weigerde de toepassing van de eigenwoningregeling aan een belastingplichtige die samen met zijn echtgenote, zijn zwager en schoonzus eigenaar was van een woning. De belastingplichtige en zijn echtgenote waren gezamenlijk voor 35% eigenaar; de zwager en schoonzus waren eigenaar van de resterende 65% van de woning. De woning bestond uit twee bouwkundig gesplitste delen. De woning was niet kadastraal gesplitst. De omvang van het door de belastingplichtige en zijn echtgenote bewoonde deel kwam overeen met het aandeel in de eigendom van de woning. De reden om de toepassing van de eigenwoningregeling te weigeren was gelegen in de grond dat de waardeverandering van de gehele woning de belastingplichtige en zijn echtgenote slechts voor 35% aanging. De Belastingdienst rekende het aandeel in de woning toe aan box 3.

Hof Den Haag is van oordeel dat het aandeel in de woning voor de belastingplichtige en zijn echtgenote wel als eigen woning kwalificeert. Het aandeel in de woning stond de belastingplichtige en zijn echtgenote op grond van eigendom anders dan tijdelijk als hoofdverblijf ter beschikking, zij genoten de voordelen met betrekking tot dat deel van de woning en de kosten en lasten daarvan drukten op hen. De waardeontwikkeling van het gedeelte van de woning ging de belastingplichtige en zijn echtgenote volledig aan. Het hof vond niet van belang dat de woning niet kadastraal is gesplitst of dat geen aanvullende afspraken zijn gemaakt ter verdeling van de economische eigendom van ieder deel van de woning aan de bewoners daarvan.

Bron: Hof Den Haag | jurisprudentie | ECLINLGHDHA20211761, BK-21/00033 | 14-09-2021

De ministerraad heeft ingestemd met een voorstel om het Handelsregisterbesluit 2008 te wijzigen. Door de wijziging worden per 1 januari 2022 de woonadressen van ondernemers en bestuurders afgeschermd. De wijziging moet misbruik van adresgegevens uit het Handelsregister moeilijker maken. De afgeschermde woonadressen zijn wel in te zien door overheidsorganisaties en door beroepsgroepen zoals advocaten en deurwaarders.

Een volgende stap om het ongewenste gebruik van adresgegevens tegen te gaan moet volgen uit de Datavisie Handelsregister, die het ministerie van EZK ontwikkelt. Het vestigingsadres van ondernemingen blijft ook na 1 januari 2022 op te vragen. De wijziging van het Handelsregisterbesluit biedt geen oplossing voor ondernemers van wie het vestigingsadres van de onderneming gelijk is aan het woonadres. De Datavisie Handelsregister moet leiden tot mogelijkheden om de privacy ook voor deze groep beter te beschermen. Een eerste versie van de Datavisie wordt in november ter consultatie gepubliceerd.

Bron: Ministerie van Economische Zaken en Klimaat | publicatie | 30-09-2021

De staatssecretaris van Financiën heeft de Tweede Kamer gevraagd om de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Wet excessief lenen bij de eigen vennootschap voorlopig aan te houden. Het wetsvoorstel heeft betrekking op het vermogen in box 2 van de inkomstenbelasting. In het kader van de formatie van een nieuw kabinet moet een brede discussie over de fiscale behandeling van vermogen kunnen worden gevoerd. Om deze discussie goed te kunnen voeren, moet de belastingheffing van vermogen in de drie boxen van de inkomstenbelasting in hun onderlinge samenhang worden bekeken.

Bron: Ministerie van Financiën | wetsvoorstel | 2021-0000198497 | 30-09-2021

Per 1oktober 2021 is het steun- en herstelpakket in verband met de coronacrisis beëindigd. De Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) is onderdeel van het steun- en herstelpakket. Hoewel het aantal Tozo-gerechtigden is gedaald, doet naar verwachting een aanzienlijk deel van deze zelfstandigen in oktober 2021 een beroep op bijstand voor zelfstandigen. Het Besluit bijstandverlening zelfstandigen wordt daarom gewijzigd om problemen bij de uitvoering van de bijstand te voorkomen.

Een van de wijzigingen is de invoering van de tijdelijke mogelijkheid om bijstand met terugwerkende kracht aan te vragen. Deze mogelijkheid geldt voor zover de aanvraag betrekking heeft op het vierde kwartaal van 2021. Daarnaast wordt voor deze periode het vermogen van nieuw instromende zelfstandigen buiten beschouwing gelaten. Dat geldt niet voor de toets op de levensvatbaarheid van het bedrijf. Met het einde van het steunpakket wil de regering niet langer het risico lopen om niet-levensvatbare bedrijven overeind te houden. Voor zelfstandigen die tijdens het vierde kwartaal 2021 nieuw instromen in de bijstand geldt niet de gebruikelijke systematiek van vaststelling van het inkomen per boekjaar, maar per kalendermaand.

Ten slotte krijgt de minister van SZW de bevoegdheid om, als de omstandigheden daartoe aanleiding geven, de Tozo bij ministeriële regeling snel te kunnen herinvoeren.

Met ingang van 1 januari 2022 wordt het Besluit bijstandverlening zelfstandigen weer onverkort uitgevoerd.

Bron: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | besluit | nr. 2021-0000146631, Staatsblad 2021, 438 | 27-09-2021

De bedrijfsopvolgingsregeling voor de schenkbelasting houdt in dat op verzoek een voorwaardelijke vrijstelling wordt verleend voor de verkrijging van ondernemingsvermogen. Voor toepassing van de regeling moet de schenker het ondernemingsvermogen ten minste vijf jaar in het bezit hebben gehad. De verkrijger moet de onderneming ten minste vijf jaar voortzetten. Onder ondernemingsvermogen worden ook aanmerkelijkbelangaandelen verstaan, voor zover de waarde van deze aandelen de waarde van een objectieve onderneming vertegenwoordigt, vermeerderd met de waarde van beleggingsvermogen tot maximaal 5% van de waarde van de onderneming. De vennootschap waarop het aanmerkelijk belang betrekking heeft moet in de bezitsperiode van vijf jaar de objectieve onderneming hebben gedreven.

Een schenker had via een bv een belang van 49% in een andere bv, die twee activiteiten verrichtte. In 2011 werd de bv gesplitst en kreeg de schenker een 100%-belang in activiteit 1. De voormalige 51%-aandeelhouder kreeg door de splitsing een 100%-belang in activiteit 2. De schenking van het aanmerkelijk belang vond plaats in 2013. Volgens de rechtbank was op dat moment voor slechts 49% voldaan aan de bezitseis van vijf jaar. Voor de bij de splitsing verkregen 51% bij deze activiteit was dat niet het geval. De bedrijfsopvolgingsregeling was naar het oordeel van de rechtbank slechts gedeeltelijk van toepassing.

In hoger beroep oordeelde Hof Den Bosch anders. De bv dreef slechts een onderneming. Het oorspronkelijke 49% belang is door de splitsing van de activiteiten een 100% belang geworden in de onderneming, die als zodanig al vijf jaar in die vorm werd gedreven. Volgens het hof is niet relevant of en in hoeverre de schenker voorheen slechts voor een gedeelte een belang had in die onderneming. De omstandigheid, dat het belang van de schenker door de splitsing de gehele onderneming omvatte, staat aan de toepassing van de bedrijfsopvolgingsregeling niet in de weg.

Bron: Hof Den Bosch | jurisprudentie | ECLINLGHSHE20212883, 19/00378 | 16-09-2021